Grace Jones: wakkere leeuwin

Grace Jones is dood, meldden de media vorig jaar. Maar dat bleek een morbide grap.  De donkere diva nadert de 70, maar is nog immer springlevend. Het grote voorbeeld voor Madonna, Roisin Murphy en hele generatie vrouwelijke mediasterren zegt: “Ik ben altijd een rebel geweest.” Een portret.

Londen, een zachte herfstavond in oktober. Het is een half uur na middernacht. Grace Jones heeft een interviewafspraak met een journaliste van The Guardian.

De bar is leeg, het restaurant ook, het interview is gedaan. Grace Jones trekt een stapel biljetten en wil afrekenen. Ze geeft de barman een tientje fooi en slaat een dubbele sambuca achterover, de laatste. Dan stuurt ze haar helper naar buiten en begint het gezicht van de journaliste te strelen. Kust haar vol op de mond en grijpt haar bij haar borsten. “Ik moet je telefoonnummer hebben”, kroelt ze.

Grace Jones is wild. De zestig ruim gepasseerd, maar nog steeds rebels. Zo was ze vroeger al, als exuberante discodiva, en zo is ze nog steeds. Ze was de stoere vrouw van de new wave – ongeremd, intimiderend, zwart. Ze groeide uit tot stijlicoon en symbool van vrouwelijke levensgeest. Madonna verbleekt erbij, ook letterlijk, maar kreeg de lof van rolmodel toegezwaaid die Jones eigenlijk toekomt. Haar clubkrakers uit de vroege jaren tachtig – wie houdt zijn heupen in bedwang wanneer Pull Up To The Bumper of Nipple To The Bottle langskomen – zijn nog even fris en actueel als de dag dat ze voor het eerst uit de luidsprekers klonken.

Na Bullet Proof uit 1989 bracht Grace Jones jarenlang geen nieuwe plaat uit, tot in oktober 2008 – de wereld was nog nauwelijks bijgekomen van de zojuist losgebarsten kredietcrisis – opeens Hurricane, in de winkel lag.

De timing was briljant. In de comeback single, Corporate Cannibal, zingt ze: ‘I’m a man eating machine. I consume my consumers, with no sense of humour. I make the world explode’.

Niemand kon er om heen. Fenomeen. Fashionista. Stijlicoon. Supermodel. Überdiva. De leeuwin was terug. Om te blijven.

Grace Jones – Corporate Cannibal

Bisschop Jones

Grace Jones is niet als rebel geboren, dat is ze geworden. Grace Mendoza was het derde kind en de eerste dochter van Reverend Robert Jones en Marjorie Williams, geboren op 19 mei 1948 (sommigen bronnen vermelden 1952, zelf zegt ze 1951) in Kingston, de hoofdstad van Jamaica. Het gezin Jones was streng religieus en de familie Jones telt meerdere bisschoppen, waaronder Grace’s jongere broer Nathan, die als tv dominee in Amerika over het zieleheil waakt.

Het theatrale heeft ze van haar vader – “De kansel was zijn theater” – en het muzikale van haar moeder, wiens vader nog in de band van Nat ‘King’ Cole heeft gespeeld. Over haar eigen vader heeft Grace Jones gemengde gevoelens. “Ik haatte hem, hij was zo streng”, vertelde ze de Guardian journaliste. “Nu hou ik van hem, omdat ze hem lange tijd niet tot bisschop wilden benoemen vanwege mij.”

Afronpunk Festival, New York 2015

Afronpunk Festival, New York 2015

Wie zich afvraagt waarom Grace Jones is zoals ze is, hoeft niet ver te zoeken: haar strenge opvoeding. “Het was alsof we oogkleppen op hadden, als een renpaard. Er was weinig anders te zien dan de kerk. Maar dat had een stimulerende invloed op mijn verbeelding.” In haar hoofd creëerde ze haar eigen wereld.

Als kind was Jones verlegen, op school had ze nauwelijks vriendinnen. Lang, slank en athletisch gebouwd, was ze goed in sport. Volgens broer Joel, ook bisschop, werd ze als kind regelmatig met een riem geslagen. Ze schrijft er openlijk over in haar autobiografie, I’ll Never Write My Memoirs, verschenen in september 2015. (De titel is ontleend aan een regel uit het nummer Art Groupie, van haar 1981 album Nighclubbing.)

“Toen scheerde ik mijn hoofd en dat vonden ze niet leuk. Mijn reactie: ik ben weg.”

Grace Mendoza werd opgevoed door haar grootouders in Jamaica; haar ouders verbleven vaak in de States. Op haar dertiende voegde zich ze zich bij hen en verhuisde naar Syracuse, een universiteitsstad in up-state New York, vlakbij de grens met Canada. Op Jamaica had ze samen met haar broer Christian in het kerkkoor gezongen. Dat werd hen in Syracuse verboden, Christian was homofiel.

Om aan dat beklemmende milieu te ontsnappen sloot Grace zich aan bij een theatergezelschap in Philadelphia, dat werd geleid door een leraar die met haar ouders bevriend was. Ze liet het theater vallen om zich aan te sluiten bij een groep motorduivels, om als 19-jarige in New York neer te strijken. Daar voorzag ze in haar onderhoud met acteerklusjes en werk als model.

Begin jaren zeventig zat Grace Jones in Parijs,waar ze woonruimte deelde met Jerry Hall en Jessica Lange. Ze speelde met de geslachtsrollen en deed er een reputatie op als de nieuwe Josephine Baker. Met haar lange benen, ranke gestalte en androgyne voorkomen belichaamde ze het schoonheidsideaal van de jaren negentig—in de jaren zeventig.

Al haalde ze al snel de omslag van Vogue, het modellenwerk heeft ze nooit serieus genomen. “Ik deed het om de huur te betalen. Maar toen scheerde ik mijn wenkbrauwen en mijn hoofd en dat vonden ze niet leuk. Mijn reactie: ik ben weg”. Ze ging terug naar New York.

Afropunk Festival, New York 2015

Afropunk Festival, New York 2015

‘Jew York’

De negen albums die Grace Jones tussen 1977 en 1989 opnam, zijn onder te verdelen in drie trilogieën: de disco-trilogie, opgenomen in New York en geproduceerd door disco legende Tom Moulton; de Compass Point-trilogie, opgenomen op de Bahama’s met Sly & Robbie; en de diva-trilogie, gemaakt toen ze een wereldster was geworden en geproduceerd door de meest vooraanstaande producers van de jaren tachtig, Trevor Horn en Nile Rodgers.

Haar debuutalbum Portfolio verscheen in het najaar van 1977, een paar maanden voor het hoogtepunt van de disco rage; die piekte toen in december de discofilm Saturday Night Fever in de Amerikaanse cinema’s ging draaien. Disco was het natuurlijke repertoire voor de zelfverklaarde nachtuil en clubtijger.

Tijdens haar jaren in New York (‘Jew York’ in haar woorden) waren de nachtclubs Jones’ kerk en muziek de priester. In het uitzinnige hedonisme van Studio 54 en Sound Factory vond de geschoren rebel uit Kingston haar natuurlijke biotoop en de performance bleek haar natuurlijke medium. Ze wentelt zich in het warme bad van de publieke belangstelling. Aandacht, ze leeft er van.

Voor haar entree in de poparena had ze geen betere producer kunnen uitkiezen dan Tom Moulton. De voormalige platenplugger geldt als de uitvinder van de remix (of eigenlijk clubmix), de breakdown (of break), de 12 inch en de megamix. Allemaal toeval, volgens de man zelf. In 1975 mixte hij de drie nummers op de eerste kant van Gloria Gaynors album Never Can Say Goodbye aaneen tot één lange discosymfonie van twintig minuten en de megamix was geboren.

Grace Jones – Portfolio Side A (Non-Stop Medley)

Moulton deed hetzelfde met Jones’ debuut Portfolio. De drie tracks op de A-kant – allemaal afkomstig uit Broadway musicals: Send In The Clowns uit A Little Night Music, What I Did For Love uit Chorus Line en Tomorrow uit Annie – mixte hij aaneen tot een discomedley. De opnamen vonden plaats in de befaamde Stigma Sound Studio in Philadelphia, waar Kenny Gamble en Leon Huff de hits van hun vermaarde Philadelphia International label (O’Jays, MSFB, Harold Melvin And The Blue Notes) hadden geproduceerd. Slicke soul die het bedje voor disco had gespreid.

Portfolio werd een bescheiden succes in discokringen en Jones de performer vond een enthousiast publiek in de bezoekers van de New-Yorkse gay clubs. Met haar ongeremde gedrag en uitdagende act werd ze al snel op handen gedragen door de homogemeenschap.

Voor haar tweede album Fame (1978) herhaalde producer Moulton zijn werkwijze: hij mixte de drie tracks op de A-kant tot één lange track, en het resultaat deed het goed in de danslijsten, zonder potten te breken bij het poppubliek. Maar haar derde, Muse (1979), verscheen op het moment dat Amerika in de greep was van een serieuze disco-backlash. Het geldt als ‘the lost Grace Jones album’.

Grace Jones – Sinning (van Muse)

Mr. Olympia

De reputatie van Grace Jones de intimiderende Überdiva stoelt op de drie albums die ze tussen 1980 en 1982 op de Bahama’s maakte met bassist Sly Dunbar, drummer Robbie Shakespeare en de vaste band van de Compass Point Studio. De muziek van Warm Leatherette (1980), Nightclubbing (1981) en Living My Life (1982) laat een opmerkelijke stijlwisseling horen: van retro disco naar futuristische new wave – met Caribische tic.

Ze covert niet langer Broadway musical in campy arrangementen, maar vertaalt eigentijdse songs van een nieuwe generatie rockmuzikanten als The Pretenders (Private Life), Roxy Music (Love Is The Drug) en Joy Division (She’s Lost Control) naar clubmuziek. Het opvallendst is haar cover van Warm Leatherette.

Grace Jones – Warm Leatherette (Live 1982)

Warm Leatherette was de B-kant van T.V.O.D., de debuutsingle van een jonge Kraftwerk-fan uit Londen, Daniel Miller. In oktober 1978 bracht hij beide nummers onder de groepsnaam The Normal uit als eerste release van zijn eigen label, Mute. T.V.O.D. was een van de eerste elektronische producties van de Britse new wave en Mute het allereerste label dat exclusief aan elektronische muziek was gewijd. (Mute is vandaag de dag een toonaangevend label en Miller werd miljonair toen hij zijn geesteskind in 2002 overdeed aan EMI.) Door zo’n obscuur avant-garde nummer te coveren, gaf Jones er blijk van over een fijne neus voor tijdgeest, trends en provocatie te beschikken.

Ook liet ze zich fotograferen als seksslaaf, naakt aan de ketting

Een fijne neus voor beschaafde omgang is Jones echter niet gegeven. In 1981, toen haar Pull Up To The Bumper (een dubbelzinnig meesterwerkje over in- en uitparkeren, maar dan niet met auto’s) dagelijks in iedere club van het vrije Westen was te horen, sloeg ze de presentator van een Brits praatprogramma, Russell Harty, live op de BBC buis om zijn oren toen hij het waagde andere gasten ook iets te vragen. Ook liet ze zich fotograferen als sexslaaf, naakt aan de ketting. Altijd bereid om de gelovige goegemeente te epateren.

Eenmaal gevestigd als provocerende popster – Madonna, eat this – maakte Jones serieus werk van haar loopbaan als actrice. Ze had in 1973 al een rol vertolkt in Gordon’s War, een van de eerste Vietnam-films; in 1976 was ze te zien in een Franse rolprent over een stel klungels dat een pornofilm wil draaien (Attention les Yeux!) en een Italiaanse actiethriller (Quelli Della Calibro 38). In 1984 schitterde ze naast de voormalige Mr. Olympia, Arnold Schwarzenegger, als Zula in het sword & sorcery epos Conan The Destroyer. Een jaar later was ze de schurk May Day in de James Bond-film, A View To Kill.

Grace Jones als Bond-schurk May Day

Grace Jones als Bond-schurk May Day

Black Marilyn

1985, het jaar van A View To Kill, was een piekjaar voor Grace Jones. Ze maakte met Slave To The Rhythm – een conceptplaat over haar persoon, geproduceerd door Trevor Horn – een van de beste albums uit haar catalogus. En het meest succesvolle, het titelnummer werd een internationale hit. Ook als actrice had ze erkenning gevonden. Het kon alleen maar minder worden. En in de coulissen stond een nieuw vrouwelijke provocateur klaar, Madonna.

De sessies voor haar album Inside Story (1986) werden naar verluid geplaagd door ruzies met producer Nile Rodgers. Het was wél de plaat waarvoor ze voor het eerst aan alle nummers had meegeschreven. De singles I’m Not Perfect (But I’m Perfect For You) en Victor Should Have Been A Jazz Musician werden (bescheiden) hits.

Op Bulletproof Heart (1989) werkte ze op enkele tracks met het New-Yorkse producersduo Robert Clivillés en David Cole, dat een jaar later als C+C Music Factory met Gonna Make You Sweat een enorme hit scoorde. Eind jaren tachtig was New York nog steeds het centrum van de clubmuziek en Jones wist waar de mosterd werd gemaakt.

Grace Jones – La Vie En Rose (AVRO, 2015)

En vervolgens werd het stil, ook aan het filmfront. In 1993 verscheen nog een halfbakken house single, Sex Drive, en ze werkte aan twee albums (Black Marilyn, 1994, en Force Of Nature, 1998) die beide nimmer werden uitgebracht. Ze verdiende haar geld met dikbetaalde optredens op privéfeesten.

Haar huwelijk met Dolph Lundgren, de Zweedse beveiliger die mede dankzij haar steun uitgroeide tot filmhulk, hield geen stand. Jones trouwde met een Turk, die ze vervolgens weer verliet toen hij haar letterlijk het mes op de keel zette, al zijn ze officieel nog steeds in de echt verbonden omdat ze geen idee heeft waar de beste man uithangt.

Buiten het spotlicht was Grace Jones vooral moeder van Paulo, vrucht van haar relatie met fotograaf Jean-Paul Gaude, die het androgyne hoesportret van Nightclubbing had gemaakt. Ondanks, of wellicht dankzij, haar voorgeschiedenis is familie belangrijk voor haar. Jones’ moeder Marjorie zong mee op My Jamaicain Guy, al kreeg ze daarvoor geen credit, uit angst voor de reactie van de kerk en zorg om de loopbaan van haar vader en broers.

Grace Jones & Tricky – Cradle To Grave (Danny Tenaglia White Label Mix)

Ook Hurricane, haar eerste langspeler na negentien jaar stilte, is een family affair. Sly & Robbie zijn opnieuw bij de productie betrokken, evenals Brian Eno en Tricky. Voor haar nieuwe werk Jones put uit het materiaal van de nooit uitgebrachte jaren negentig albums. Zoon Paulo, percussionist in haar live band, schreef de track Sunset Sunrise. Moeder Majorie is te horen op William’s Blood.

In 2015 publiceerde ze haar levensverhaal, I’ll Never Write My Memoires, maar Grace Jones wekt niet de indruk er spoedig de brui aan teven, al is ze de zestig ruim gepasseerd. Tijdens het Afropunk Festival, afgelopen jaar zomer in New York, zong ze het slotnummer van haar optreden, Slave To The Rhytm, in bodypaint terwijl ze een hoelahoep rond haar heupen draaide. Die act debuteerde ze in 2012 voor het diamanten jubileum van de Britse vorstin Elizabeth, toen met kleren aan. Uitdagen en grenzen verleggen, het is haar natuur.

Trendsetter

Tegenwoordig is bodypaint, Keith Haring style, haar voornaamste podiumkleding. Dat provocerende exhibitionisme maakt haar wat ze altijd al was: heel eigentijds. Ze deed in de jaren tachtig wat voor de jongeste generatie vrouwelijke mediasterren – zangeressen Lady Gaga en Miley Cyrus, rapper Nicki Minaj, model en ex-stripper Amber Rose, Twitterfenomeen Kim Kardashian, en vele anderen – routine is geworden. Niet dat ze onder de indruk is van haar ‘welpen’.

“Men zegt dat ik me gevleid moet voelen,” reageerde Jones tegen New York Times. “Wel, dat ben ik niet. Je moet uniek zijn en jezelf vinden vanuit je eigen lijden of je eigen afkomst of eigen geluk. For me, it’s all piggybacking.” Naar Jones’ idee speelt de jonge generatie vrouwen de pionier, maar dan zonder risico’s te nemen. Grace Jones is een trendsetter, geen trendvolger.

Grace Jones – Slave To The Rhythm (Afropunk Festival, 2015)

Rijk is ze er niet van geworden. In haar boek schrijft ze: “Ik ben zo vaak gekopieerd door mensen die daar goed geld aan hebben verdiend dat veel mensen veronderstellen dat ik rijk ben. Maar ik deed het voor de opwinding en de uitdaging, omdat het nog nooit was gedaan, niet voor het geld. En te vaak was ik de eerste die het deed en de laatste die eraan verdiende.”

Hoe tijdloos Grace Jones is blijkt uit een bootleg van Hurricane die op internet circuleert; het is een remix van sterdeejay Danny Tenaglia (New York! Club! Gay!) die hij eind jaren negentig al draaide. Ze werkt aan een nieuw album, She, dat Afrika als thema heeft. De BBC heeft een documentaire over haar in productie.

Grace Jones over Grace Jones: “Ik ben altijd een rebel geweest. Ik doe nooit iets zoals je geacht wordt het te doen. Of ik ga precies de andere kant uit of ik bedenk een nieuwe richting voor mezelf, los van wat de regels zijn of wat de samenleving zegt.”

Alles verandert, behalve mensen. Grace Jones is nog steeds wild.

Grace Jones @ Afropunk Festival: Shenanigans (nieuw nummer)

Geef als eerste reactie