Het Newport Jazz Festival was het eerste muziekfestival ter wereld en Jazz on a Summer’s Day, het verslag van de editie 1958, de eerste festivalfilm.
Jazz on a Summer’s Day, een filmverslag van het Newport Jazz Festival van 1958, is de moeder aller muziekfestivalfilms. In een gewiekste montage toont de film beelden van optredende muzikanten en publiek, doorsneden met abstracte shots van water en de America’s Cup-zeilrace, die op dezelfde dag werd gevaren in Newport, Rhode Island. Om de landerige zomersfeer af te maken zien we vakantiegangers in de lome ledigheid van strand en speeltuin. Het is Billy Wilders Menschen am Sonntag, maar dan met muziek.
Jazz on a Summer’s Day, in 1962 in Nederland uitgebracht als Jazz op een zomerdag, is de enige film van de Amerikaanse modefotograaf Bert Stern. In 1999 werd de onafhankelijk geproduceerde film om zijn culturele, historische en esthetische kwaliteiten aangemerkt voor conservatie in de Library of Congres, het nationale archief van de Verenigde Staten. Inmiddels is de film digitaal gerestaureerd.
Historisch belang
Het Newport Jazz Festival, in 1954 gestart en gefinancierd door Eliane Lorillard (ze is het onderwerp van de film High Society uit 1956, met Grace Kelly, Louis Armstrong, Bing Crosby en Frank Sinatra) en georganiseerd door de legendarische concertpromoter George Wein, was het eerste openluchtfestival voor populaire muziek. Woodstock, Pinkpop en Lowlands, om maar wat te noemen, zijn navolgers. De wieg van het zomermuziekfestival stond in Newport.
Het diende vijf jaar later tot voorbeeld van het Newport Folk Festival, dat een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de belangstelling onder jongeren voor Amerikaanse folk (zie o.a. Bob Dylan en Peter, Paul & Mary) en blues (zie o.a. Muddy Waters en Howlin’ Wolf), als ook de herontdekking van de vooroorlogse countryblues (zie o.a. Son House en Bukka White). Het was op Newport dat Bob Dylan voor het eerst aantrad met een elektrische gitaar, waarmee hij een muzikale revolutie initieerde die tot vandaag hoorbaar is.
Cultureel belang
Op Newport 1958 stond een dwarsdoorsnede van wat jazz op dat moment had te bieden. Geföhnde jazz van pianist George Shearing en zangeres Anita O’Day voor ‘ons soort mensen’ dat een vleugje bohemien inzet als sociaal parfum. Latijnse ritmes en percussie van Chico Hamilton, met een nog onbekende Eric Dolphy op sax. Hard bop van saxofonist Sonny Stitt. Avontuur van pianist Thelonious Monk en het Gerry Mulligan Quartet, zonder piano maar met een fantastische Art Farmer op trompet. Blues van de gesoigneerde Dinah Washington en rhythm & blues van Big Maybelle met een stem van gebroken glas dat over schuurpapier krast.
Gerry Mulligan Quartet, Newport 1958
Wat de film in een kleine anderhalf uur duidelijk maakt is dat alle muziek van Afro-Amerikaanse origine – jazz, gospel, blues, swing, rhythm & blues en alles wat daar tussen zit – loten van dezelfde stam zijn. De gruizige backbeat van Big Maybelle past zonder onderbreking bij de rock ‘n’ roll van een solo optredende Chuck Berry, want ook hij speelt rhythm & blues, maar dan op zijn eigen manier en je hoort de vroege Rolling Stones.
Nog meer cultureel belang
Op Newport kan een icoon als Louis Armstrong, de grootste jazzmuzikant aller tijden, niet ontbreken en hij staat er met zijn All Stars. Armstrong vertegenwoordigt de jazzhistorie van dat moment, vanaf de dixieland uit de jaren twintig – de All Stars schudden een griezelig swingende When The Saints Come Marching In uit de mouw – tot de publieksmuziek van de jaren vijftig. Het duet van zijn herkenningsnummer Sleepy Time Down South met All Star-trombonist Jack Teagarden blijft messcherp, al heeft hij het duizenden malen eerder gezongen en gespeeld.
Al die lapjes muziek worden aaneen gestikt als kort na middernacht, de zondag is inmiddels begonnen, Mahalia Jackson het toneel betreedt. Gospel is de draad die alle Afro-Amerikaanse muziek verbindt. Jackson doet de gospel Didn’t It Rain, in de negentiende eeuw geboren als negro spiritual (‘slavenlied’) en work song. Ze zingt het lied in een arrangement dat herinnert aan Sister Loretta Tharpe, de gospelzangeres en gitariste die zo ongeveer in haar eentje de rock ‘n’roll heeft uitgevonden. Mahalia Jackson sluit het festival – en de film – af met een gezongen versie van het Onze Vader.
Esthetische kwaliteiten
Een historische cultuurles, derhalve. Maar wat is die waard zonder gepolijste presentatie, zonder filmische blik? En daar maakt Jazz on a Summer’s Day zijn selectie door de Library of Congres meer dan waard, want zowel aanpak als vorm zijn klassiek gebleken. De film toont het verloop van het festival, van voormiddag tot nacht. We zien de omgeving, de voorbereidingen, opbouw, interviews met bezoekers en shots van het luisterende publiek—exact de vorm van de festivalfilmklassieker Woodstock.
Er zijn toeristische beelden en die methode is gekopieerd door Stamping Ground, het filmverslag van het Nederlandse Woodstock, het Kralingen festival. Newport is een haven en de regisseur gebruikt water – spiegelend in de wind, bruisend rond de boeg van een zeilboot – voor abstracte en dynamische beelden die naadloos aansluiten op de jazz-iconografie van de jaren vijftig. Vorm en inhoud zijn één geheel. Dat is mede te danken aan de geraffineerde montage van Aram Avakian. De film is een constructie, geen journalistiek verslag.
Eigenlijk is het onwaarschijnlijk dat Bert Stern met bescheiden middelen – de film is onafhankelijk geproduceerd, het camerateam minimaal – zo’n genadeloze klassieker wist te maken. Over muziek en filmrechten werd kennelijk niet moeilijk gedaan en een blik op het publiek, dat rookt, keurig op stoeltjes luistert en niet is getatoeëerd, leert dat het een andere tijd was. Jazz on a Summer’s Day is een dagje paradijs, gevangen op celluloid.