Media moet je leren ‘lezen’. Maar zou het kunnen dat wie té media-geletterd is meer moeite heeft om de werkelijkheid te zien?
Eind jaren vijftig was er een voorlichtingscampagne in een West-Afrikaans land. Het onderwerp was de malariamug en hoe die mug zich voortplant door eitjes te leggen in ondiep water. Doel van de campagne: malaria terugdringen. Methode: mogelijke broedplaatsen van de malariamug opruimen. Omdat de lokale bevolking geen opleiding had genoten, was een voorlichtingsfilm het aangewezen medium. Dachten de westerse hulpverleners.
De film toont simpele beelden uit het dagelijkse leven van een West-Afrikaanse dorp. Een man loopt over straat, raapt een blikje op, giet demonstratief het water eruit en stopt het in een afvalzak die op de rug van zijn ezel hangt. De verzamelde blikjes begraaft hij. Alles gebeurt in traag tempo, om het belang van de handeling te benadrukken.
De film van vijf minuten lengte werd vertoond voor een publiek van zo’n dertig mannen en vrouwen. Na afloop vroeg de campagneleider hen wat ze hadden gezien. Een kip, antwoordde de zaal. Een kip?, vroeg de man verbluft. Jawel, een kip, verzekerde het publiek.
De filmmakers wisten niet dat er een kip in hun film zat. Ze keken de film beeldje voor beeldje terug en inderdaad, in enkele beeldjes is te zien hoe een kip schrikt van de man en wegschiet. Het beest zit aan de rand van het beeldkader en is minder dan een seconde in beeld.
Vliegende voorwerpen
Het verhaal is terug te lezen op pagina 48 tot 50 van The Gutenberg Galaxy, het boek uit 1962 waarin mediafilosoof Marshall McLuhan (op pagina 43) de term global village introduceert. McLuhan heeft het voorval uit een academisch artikel van een Engelse professor, getiteld Film Literacy in Africa. De Canadese filosoof gebruikt het om een punt over media te maken.
Media kun je niet ‘lezen’ (begrijpen zoals ze door de maker zijn bedoeld) zonder training. Je moet eerst leren lezen om de letters van een boek te kunnen consumeren. Op vergelijkbare wijze kun je zonder oefening het medium film niet volgen.
De ongetrainde filmkijkers in het Afrikaanse dorp hadden een kip gezien waarvan de filmmakers niet wisten dat ze die hadden gefilmd. De filmmakers keken naar het verhaal van de film, ze zagen het geheel. Het publiek scande de beelden, ze zagen details zonder samenhang. De beoogde boodschap, blikjes opruimen, was niet overgekomen.
Voor McLuhan maakt het voorval duidelijk dat het kijken in perspectief, in drie dimensies, geen vanzelfsprekendheid is. Media – boek, tv, film en hypermedia als games en door links verbonden online teksten – werken volgens hun eigen ‘wetten’ en conventies. Die zijn de mens niet aangeboren, die moet je leren.
Zo snapten de filmkijkers in het Afrikaanse dorp niet dat de man uit het frame liep. Wat was er met hem gebeurd? Van zwenkende camerabeelden raakten ze verward. Gingen de voorwerpen in het beeld opeens vliegen? Wie met de blik van de dagelijkse realiteit naar media kijkt, raakt onherroepelijk in de war. Media vragen een andere blik.
Media-analfabeet
Wie niet media-geletterd is ziet een verhaal zonder samenhang, een kip die er niet toe doet of een man die opeens verdwijnt als hij uit het kader stapt. Voor de media-analfabeet tonen media een betoverde wereld: bomen en huizen kunnen opeens bewegen. Het is geen magie, het is de kunstmatige wereld van media, maar dat moet je leren.
Het werkt natuurlijk ook omgekeerd. Wie met de mediablik naar de werkelijkheid kijkt, raakt in de war. Dan maken de succesverhalen op de sociale media van iedereen een onderpresterende sukkelaar.
In onze hoog-technologische, van media doordrenkte samenleving is die verwarring – veroorzaakt door het verdwijnen van het onderscheid tussen de magische, geconstrueerde mediawerkelijkheid en de tastbare feitelijke werkelijkheid – endemisch geworden. We kijken naar de werkelijkheid met de mediablik. Je zou het mediapsychose kunnen noemen.
Scannende blik
Eind maart publiceerde de Inspectie van het Onderwijs het onderzoeksrapport Peil. Kunstzinnige oriëntatie. Dat vergelijkt de kunstzinnige ontwikkeling van kinderen in groep 8 (hoogste lagereschoolklas) uit schooljaar 2015-2016 met die van 1996-1997. Conclusie: “Kinderen tekenen in 2015-2016 […] meer afzonderlijke elementen in plaats van het volledige verhaal.”
Daarin lijken de achtsteklassers van nu op de West-Afrikaanse dorpsbewoners van eind jaren vijftig: ze scannen. Ze zien niet zozeer het verhaal, maar vooral losstaande elementen. De Afrikanen leefden in een wereld zonder media, de achtsteklassers zijn opgegroeid in een wereld die tot in de kinderkamer – computer, game console, smartphone, wellicht ook televisie – is doordesemd van media.
De Afrikaanse dorpsbewoners van toen waren media-ongeletterd, de Nederlandse scholieren van nu meer media-geletterd dan enige generatie voor hen. De Afrikaanse dorpsbewoner keek indertijd naar media zoals de Nederlandse scholier van nu naar de werkelijkheid kijkt—met een scannende blik.
Zijn hier twee werkelijkheden van plaats verwisseld? Zou het kunnen dat voor de Nederlandse scholier van nu de mediawerkelijkheid de plaats van de dagelijkse werkelijkheid heeft ingenomen? En de tastbare werkelijkheid van feiten magisch is geworden?
Hm, wat zou McLuhan daarvan hebben gedacht?