Mikio Naruse is de vergeten grootheid van de Japanse cinema. Met hun identiteitspolitiek en sterke vrouwen zijn z’n films nog steeds actueel.
In de jaren vijftig beleefde de Japanse cinema zijn tweede bloeiperiode, na de eerste van de jaren twintig en de stomme film. Akira Kurosawa werd met films als Rashômon en Seven Samurai vermaard – en invloedrijk – in het Westen. In diens kielzog kregen Yasujirô Ozu en Kenji Mizoguchi erkenning buiten Japan als makers van persoonlijke, oorspronkelijke en meesterlijke films. Wie het over de Japanse film van de jaren vijftig heeft, spreekt meestal over ‘de grote drie’. Maar het zijn er eigenlijk vier.
Het werk van Mikio Naruse (1905-1969) is qua verspreiding stiefmoederlijk bedeeld. Zijn films werden indertijd zelden buiten Japan vertoond. Dvd-releases zijn schaars en moeilijk (tot onmogelijk) verkrijgbaar. Hervertoning van zijn films wordt bemoeilijkt door de rechthebbende filmmaatschappij in Japan, die niet is geïnteresseerd in herexploitatie en peperdure vergoedingen vraagt. Alleen in Frankrijk hebben een aantal van zijn films gedraaid.
De huiskamer als theater
Wat maakt Naruse zo bijzonder? Dat is in de eerste plaats zijn thematiek. Bijna alle films van Naruse hebben sterke vrouwen als centraal personage en dat was in de jaren vijftig – toen hij na een lange en productieve loopbaan als huisregisseur van de Toho studio een reeks hoogst persoonlijke films maakte – bepaald geen gesneden koek.
Typerend is Flowing (1956), de film speelt bijna exclusief in een geisha-huis dat eigenlijk al is ingehaald door de moderne tijd. De eigenaresse en de inwonende vrouwen, plus hun zussen dan wel dochters, vormen een minigemeenschap, een eiland in de maatschappelijke chaos. Praktisch elke scène gaat over geld, want het geisha-huis heeft geen plaats meer in de nieuwe maatschappelijke orde van het na-oorlogse Japan. De vrouwen vechten tegen de bierkaai en zijn onverstoorbaar.
Verschillende kwaliteiten van Naruse komen samen in Flowing. Zijn films zijn verwant aan die van Ozu; shomin-geki is zijn genre, drama over het alledaagse leven van gewone mensen. De huiskamer is het theater van Ozu en Naruse; in Naruses geval is de huiskamer vaak tevens de werkplek. De rol van de vrouw in het snel moderniserende Japan – traditie versus moderniteit – staat centraal. Maar waar Ozu zich doorgaans concentreert op de middenklasse en een zekere sentimentaliteit niet uit de weg gaat, kiest Naruse voor vrouwen die leven in de onderklasse en toont de werkelijkheid zoals hij is. Rauw, existentieel, vol klein drama.
Vijf films van Mikio Naruse
Identiteitspolitiek
Die andere grootheid van de Japanse cienema van de jaren vijftig, Kenji Mizoguchi, heeft eveneens verschillende films gemaakt over het kommervolle leven van Japanse vrouwen aan de onderkant van de samenleving, maar portretteert hen als slachtoffer. Daar is bij Naruse geen sprake van. Zijn vrouwen worden geslagen door het leven, maar slaan terug. Of volharden op zijn minst stug, met humor, wil en persoonlijkheid. Het zijn overlevers.
Daarom zijn de films van Naruse verrassend actueel, ze passen naadloos in deze tijden van identiteitspolitiek. Zijn films worden met de blik van nu heel voorspelbaar ‘feministisch’ genoemd. Dat is echter een modieus etiket dat zijn werk te kort doet. Het gaat over mensen die zich staande moeten houden onder omstandigheden die bepaald niet in hun voordeel werken. En ja, in Naruse’s films zijn dat vrouwen. Maar zijn films zijn niet feministisch, ze zijn existentieel. Eerder Dostojevski dan Germaine Greer.
Flowing is ook typerend voor Naruse omdat de film de crème de la crème van Japanse actrices van die tijd samenbrengt in een verbluffende ensemble-cast. Werkelijk alle toppers van toen komen langs, zoals de ijzersterke Haruko Sugimura (die we kennen uit Ozu’s Late Spring en Tokyo Story). Wanneer ze dronken thuis komt, geeft ze een weergaloze vertolking van beschonken vrolijkheid.
Naruse’s vaste actrice (en muze, ze zat aan zijn sterfbed ) Hideko Takamine is present als de dochter van de eigenares van het geisha-huis, gespeeld door de ster van de Japanse cinema, Isuzu Yamada. Alleen Setsuko Hara, de Noriko uit Ozu’s Noriko-trilogie (en diens muze), ontbreekt.
fragment Older Brother, Younger Sister (1953)
Woeste onderstromen
En Flowing is ten slotte een goede introductie op Naruse omdat de film de voornaamste vormelementen van de regisseur bevat. Zijn films handelen om de personages, niet de plot. Ook Flowing is plotloos, de film toont een aantal scènes uit het leven van de vrouwen. Er is geen intrige, buiten geldgebrek en de naderende ondergang van het geisha-huis. Geen ontknoping, geen verlossing. Alleen verstreken tijd. En alles is vergankelijk.
Naruse is een minimalist pur sang, het maakt zijn werk tijdloos. Naar verluidt was hij een norse man die op de filmset zijn actrices nimmer instrueerde en in stilte alle overbodige dialoog uit het draaiboek schrapte. Na het werk ging hij in een bar zitten drinken. Net als Ozu overigens, alleen nam die mensen van de set mee om er een vrolijke boel van te maken.
Die sombere blik op het leven deelde Naruse met Fumiko Hayashi, schrijfster van romans over vrije, zelfstandige vrouwen en hun relatie met een wereld die door mannen wordt gedomineerd. Veel van zijn films zijn verfilmingen van Hayashi’s boeken, de meeste posthuum; Hayashi overleed in 1951.
En net als Ozu houdt Naruse zich strikt aan een sobere cameravoering, alleen kiest hij niet voor het befaamde kikkerperspectief van Ozu. Zijn camera is statisch, zijn shots lang. Waar hij in uitblinkt, is de montage. Kurosawa, die als regieassistent met Naruse heeft gewerkt, vertelde later veel van hem te hebben geleerd. Hij noemde diens werk ‘een kalme rivier met woeste onderstromen’.
In Naruse’s oudst bewaard gebleven film, het stomme Flunky, Hard Work! (1931), zit een briljante montage die herinneringen suggereert. Dat was dus dertig jaar voor Godard en nouvelle vague.
Flunky, Work Hard!
https://www.youtube.com/watch?v=ag-09AmwG_g&list=PLf-L7vAtm7Sr3eg0wuFWPQqqGivaH_Lv6
Dood en liefde
Van de 88 films die Naruse maakte, is de helft verloren gegaan. Met name zijn vroege werk, de stomme films die hij tussen 1930 en 1934 voor de Shōchiku tudio maakte, heeft de vuurbombardementen van de Tweede Wereldoorlog niet overleefd.
Identiteit staat centraal in Naruses meesterwerk, Floating Clouds (1955), vaak genoemd als een van de beste Japanse films ooit gemaakt. De geisha-thematiek komt terug in Late Chrysanthemums (1954) en, in een meer moderne variant, in When a Woman Ascends the Stairs (1960). Het in schitterend CinemaScope gedraaide The Approach of Autumn (1960) is een buitenbeetje in Naruses oeuvre. Het handelt over twee kinderen, broers, die hun weg moeten vinden in het chaotische Tokio.
De dood drijft de plot van zijn laatste films. In Yearning (1964) bloeit er liefde tuusen een oorlogsweduwe (Hideko Takamine) en haar schoonbroer. In Hikinige (1966, in kleur) neemt een moeder wraak op de man die haar kind heeft doodgereden door als hulp in diens houdhouding te gaan werken. Scattered Clouds (1967, in kleur) is het verhaal van een man die verliefd wordt op de weduw van iemand die door zijn toedoen is verongelukt. Dood creërt liefde.
Mikio Naruse overleed in 1969 aan kanker, 63 jaar oud; ook dat heeft hij met Yasujirô Ozu gemeen. Nu diens internationale faam en plek in de cinemageschiedenis nog. Daaraan kan niet worden getwijfeld, dat bewijzen de films.