Pistol: ooit stonden Sex Pistols voor alles wat de gevestigde orde haatte. Een half mensenleven later wordt hun verhaal de wereld ingestuurd door—Disney!
Wat heeft regisseur Danny Boyle bezield om de memoires van Steve Jones, oprichter en gitarist van Sex Pistols, te bewerken tot tv-serie? Zielsverwantschap wellicht, de regisseur en de muzikant zijn generatiegenoten én vrije geesten. De kans om opnieuw een Trainspotting te doen, maar dan gebaseerd op feiten; niet op fictie.
Trainspotting bracht in 1995 zowel Danny Boyle als Irvine Welsh, de schrijver van de verfilmde roman, internationale faam. Welsh is, net als Steve Jones, een punk en voormalig delinquent. Boyle heeft iets met buitenbeentjes en branie.
Pistol vertelt in zes afleveringen van een uur het verhaal van Sex Pistols, van het ontstaan in SEX, de Londense modewinkel van ontwerpster Vivienne Westwood en provocateur Malcolm McLaren, tot de dood van bassist en loslopend rampgebied Sid Vicious. Het is met respect en empathie gedaan, het blijft behoorlijk trouw aan de feiten. Millennials kunnen er een voorbeeld aan nemen, wokies zullen walgen.
Danny Boyle over Sex Pistols
Maar toch, het wringt. Schrijver dezes, punk van het eerste uur, zag de Sex Pistols meerdere keren optreden, sprak diverse betrokkenen, kent verschillende muzikanten uit persoonlijke ervaring, kan het verhaal dromen. En verzucht, punk als mode? Rebellie als marketing? Anarchie als vermaak? De ironie laat zich snijden in dikke plakken.
Winkelbediende
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Steve Jones, hij staat centraal. Niet Johnny Rotten, die veel geld uitgaf aan een verloren proces om Pistol tegen te houden. Ook niet Malcolm McLaren, die het groepje onverlaten – randgroepjongeren in de term van toen – ziet als middel om het Britse establishment genadeloos te epateren.
Er wordt gesuggereerd dat Johnny Rotten zich de ster van de groep ging wanen en aldus bron van wrijving werd. Feit is dat Rotten met afstand de slimste van het kwartet was en de machinaties van McLaren doorzag. Binnen de microwereld van Sex Pistols stond hij alleen. Daarom werkte hij de oorspronkelijke bassist, Glen Matlock, uit de groep. Met zijn maatje Sid op bas was hij niet langer de eenling tegenover McLaren die Jones aan een touwtje had.
Niemand komt fraai uit Pistol. Steve Jones niet, Johnny Rotten niet en Malcolm McLaren al helemaal niet. De helden zijn de vrouwen: Vivienne Westwood die het werk doet waar McLaren mee pronkt; de in april van dit jaar overleden oerpunk Jordan die lak heeft aan maatschappelijke afwijzing; en de gitaarspelende winkelbediende van SEX, Chrissie Hynde.
The Pretenders – Kid
Zelig van de Londense punkscene
Hynde is de onbezongen heldin van Pistol. Doorlopend aanwezig, zelden op de voorgrond. Het spoort met haar rol als de Zelig van de Londense punkscene, en wanneer punk in de loop van 1978 implodeert, staan The Pretenders klaar om het gat te vullen. We horen zelfs een embryonale versie van Kid. Alleen jammer dat het ware verhaal van haar en Sid Vicious niet wordt verteld.
Er zit genoeg muziek in Pistol en de historische lijn wordt grotendeels gevolgd; er komt een stoet aan historische personages langs, van Old Grey Whistle Test-presentator Bob Harris tot producer Chris Thomas. Maar daar draait het eigenlijk niet om. De onderlinge relaties en de botsende karakters, daar gaat Pistol over. Anders dan in Elvis – ook geschreven door Craig Peace, de man die het scenario van Pistol aanleverde – is hier wél ruimte voor dialoog en drama.
En anders dan Elvis-regisseur Baz Luhrmann wil Danny Boyle niet zijn persoonlijke stempel op de hervertelling drukken. Zijn regie focust op de personages, niet op de vormgeving. Alleen in het allerlaatste shot, de laatste seconde van de laatste aflevering, zet hij zijn handtekening: het vuurwerk vormt het woord bollocks. Ik lees het als Boyle’s commentaar op zijn eigen werkstuk voor Disney.