Geen groep speelt al zo lang in dezelfde bezetting als Golden Earring: meer dan vijftig jaar. Geen enkele band, nergens, op de hele planeet niet.
Golden Earring toerde in 1988 door Nederland, ter ondersteuning van de dubbelelpee The Very Best of Golden Earring. Het onderstaande stuk verscheen in Nieuwe Revu, 6-13 oktober 1988, toen er nog werd afgerekend in guldens. Het is herdrukt in De Earrings over de Earring: de beste interviews 1965-2015 (Mooks Publishing, 2015).
Na een kleine twee uur uitsluitend hits te hebben aangehoord, biedt de Oude Beurs een vrolijke aanblik. De vloer ligt bezaaid met glas en het publiek dat de stroom rock & roll-klanken, bekend van de radio, aangreep om massaal aan het voorspel te beginnen, is razendsnel verdwenen om het karwei thuis af te maken. Er is die avond niet gevochten, wat betekent dat de groep wist te boeien.
Rock & roll in de polder van West-Friesland. Buiten de kleedkamer wachten plaatselijke schonen op audiëntie en binnen vertelt Barry Hay, sterrenbeeld Leeuw en veertig inmiddels, met overslaande stem over de nieuwe, twee-en-twintigste elpee van de Earring die nog dit jaar moet verschijnen. Naast George Kooymans heeft ook Rinus Gerritsen sinds kort een studio tot zijn beschikking, zodat de groep simultaan kan werken. Terwijl in België (Kooymans) wordt gemixed, werkt men in Den Haag (Gerritsen) aan nieuw materiaal.
Barry Hay: “De hoeveelste elpee? Weet ik niet, voor ons is het plaat nummer één. Het is elke keer weer anders. Soms is het domweg werk, soms niet. Het heeft toch met de creatieve explosie te maken. We zijn geen wonderkinderen, we moeten het van de lange adem hebben. Wat dat betreft zijn we geen sprinters maar marathonlopers. Iemand als Steve Miller doet het goed, die komt met een plaat wanneer die klaar is—één keer in de vier jaar. Die luxe kunnen wij ons niet permitteren. Er moet minstens één keer per jaar iets komen. Moet je enthousiasme opbrengen voor het materiaal dat er in de tussentijd is geschreven. Je houdt het vol omdat je van elkaar houdt. Het is geen plichtmatigheid. Nu we werken aan de nieuwe elpee, staat de hele band strak.”
Waar komt die energie vandaan?
“Ik weet het niet. Sta je in Arnhem te spelen, je ziet al die mensen voor je neus en in een flits schiet het door je hoofd: hoe is het in godsnaam mogelijk? Dat vergeet je dan weer, want het bloed spuit uit je kop, bij wijze van spreken.” Hay moet lachen. “Ik denk dat het komt doordat we het elkaar aandoen. Dat is het eigenlijk. We lopen elkaar continu op te naaien. Het zijn de Vier Musketiers. We steken elkaar in de fik.”
Dat kan zo dus nog heel lang doorgaan.
“Ik heb het idee dat de Earring nooit officieel uit elkaar zal gaan. We zijn eraan verknocht. Iedereen is ook met zijn eigen dingen bezig, maar als het op de bühne gaat rollen, zijn we een verpletterende machine. We kijken elkaar af en toe aan en dan weet je: mooother-fuuucker! Zoiets komt nooit meer. We hebben allemaal met anderen gespeeld, maar dit is anders. We proberen het ook niet op een kunstmatige wijze in leven te houden, als een lijk met slangen eraan. Het is springlevend. Miraculeus, maar wel te gek.”
De geheime krachten in de rock & roll?
“De mmwagische wwheethukvheel”, zegt Barry Hay met volle mond.
Golden Earring – The Truth About Arthur (1968)
Leuke jongentjes-imago
Barry Hay kwam in 1967 bij de groep als vervanger van Frans Krassenburg. Daarvoor had hij gespeeld bij The Haigs, een Haagse rhythm & blues-groep met drie singles op het conto. “Ik was gestopt met The Haigs omdat ik de enige was met een auto. Ik woonde in Rijswijk, de rest in Scheveningen. De repetitieruimte stond vijf minuten van mijn huis; het Rembrandt Theater, een oude bioscoop. Om elf uur begon ik iedereen af te halen, zodat we om één uur konden repeteren. Daarnaast schreef ik ook het repertoire. Dat ging me te ver allemaal, ik trok de kar en niemand gaf tegengas.”
“Twee dagen nadat ik tegen mezelf had gezegd ‘Hier houdt het op’, belde Robbie van Leeuwen, ex-voorman van The Motions. God dus. Of ik in zijn nieuwe groep, Shocking Blue, wilde spelen. Een maand lang iedere dag gerepeteerd. Bij hem thuis, bij mij thuis, heel intensief. Na een maand kreeg ik een telefoontje van Freddie Haayen. Of ik bij hem op visite wilde komen. Ik mijn mooiste overhemd aangetrokken en erop af. Haayen liet Sound of a Screaming Day horen, de nieuwe Earrings-single, kersvers in Engeland opgenomen. Ik wist niet wat ik hoorde. En, werd me gevraagd, ‘Hoe zou je het vinden om de nieuwe zanger van de Golden Earrings te worden?’”
“Ik was net een maand met Robbie bezig, maar die jongens van de Earring lagen in mijn straatje. Wat achteraf ook bleek. Met Robbie was er altijd een soort vervreemding. Hij was de baas. Na een nachtje erover te hebben geslapen, besloot ik te kiezen voor de Earring, toch meer een buddies sfeer. Ik bel Robbie op en leg hem uit dat ik ‘ja’ heb gezegd. Waarop Robbie de gouden woorden sprak: ‘Daar zul je de rest van je leven spijt van krijgen’. En verdomd, nog geen paar maanden later had Shocking Blue een nummer 1-hit in de States! Maar spijt heb ik nooit gehad, don’t look back.”
Hoe belangrijk was producer Freddie Haayen indertijd voor de band?
“Heel belangrijk, het is een gozer die iets groter kan maken dan het is. Hij kan flagrante ballonnen blazen. Dat is belangrijk. Wij waren pikkies in de studio en hij haalde het onderste eruit, alleen maar door zijn enthousiasme en zijn Begeisterung. Nu werken we bijna als wetenschappers, we weten alles al, maar het is nog steeds te gek als er iemand bij is die jou door zijn enthousiasme aansteekt. Dat was Haayen.”
Wat was de eerste opname waaraan je meedeed?
“De B-kant van Sound of a Screaming Day, ik weet bij God niet meer hoe dat nummer heet [She Won’t Come to Me]. Een nummer van Rinus, geloof ik. Dat ging met angst en beven.”
In 1969 gingen jullie voor het eerst naar de States.
“Alleen al over die tour… Het eerste optreden was in Steve Paul’s Scene. Steve Paul was een beroemde makelaar van bands, een entrepreneur, die in New York een club had genaamd The Scene. Een soort mekka waar iedereen, tot Jimi Hendrix aan toe, gespeeld had. Daar stonden we in het voorprogramma van Genya Raven & Ten Wheel Drive. Wisten wij veel? Onze versterkertjes stonden nog op 220 Volt, alles ging in rook op—voor een zaal met mensen uit de platenindustrie. Toen heb ik de verdwijnpil uitgevonden. We waren broekjes, verschrikkelijk.”
Golden Earring – Eight Miles High (1969)
Barry Hay: “Maar het feit dat we gingen was natuurlijk fantastisch. In één keer als pikkies voor de leeuwen. Toen we na een paar maanden terugkwamen, stond er een hele andere band: gelouterd. De tweede maal, de Eight Miles High-tournee, namen we onze Mercedesbus mee. Die bestond helemaal niet in de Verenigde Staten! Toen de voorruit sneuvelde in de Rocky Mountains, was er geen nieuwe beschikbaar, hahaha. Daar ging een stuk plastic in, wat dankzij de ruitenwissers een soort matglas was geworden toen we eenmaal thuiskwamen. Dat was een meesterlijke tijd.”
Ik had altijd het idee dat er in Den Haag, Neerlands Beatstad nummer één in de jaren zestig, een stemming hing van ‘wij tegen de rest van de wereld’.
“Ben je gek. Er bestond veel onderlinge rivaliteit. The Haigs waren de Stones en de Earrings waren de Beatles. Juist die moordende concurrentie deed die stad zoveel bandjes uitpoepen. We waren de beste vrienden, maar we konden elkaars bloed wel zuigen. Dat is ook typisch Hollands. Ik kwam als een Animals-Stones-rhythm & blues-jongen in het Beatles-kamp. Dat kwam goed uit, want de Earrings hadden ook schoon genoeg van hun leuke jongetjes-imago. Samen zijn we langzamerhand iets gemeners in elkaar gaan draaien.”
Wat waren jouw ambities toen je bij de Earring kwam?
“Die lagen ergens anders. Ik zat op de academie en ik zag me eindigen in een villa in Bennekom achter een waanzinnig mooie tekentafel waar ik grafisch bezig zou zijn. Het reclamewezen, dat was het doel. Ik werd het huis uit geschopt toen ik vertelde dat ik liever bij een bandje ging zingen. Ik voelde me altijd heel lekker op de bühne. Vanaf schoolfeestjes en de kostschool, dat is altijd al zo geweest. Later blijkt pas dat je een performer bent, dat je mensen kunt boeien, dat je tot de verbeelding spreekt. Mijn horizon reikte toen niet verder dan snel een brommer verdienen, daarna een auto, veel geld, mooie kleren, lekkere wijven.”
Het geheime wapen
In 1969 werd het geluid harder en voor korte tijd ook psychedelischer. Drummer Jaap Eggermont stapte op en werd producer (van Stars On 45-faam). Zijn vervanger Sieb Warner (ex-Motions) maakte na één plaat, Eight Miles High, plaats voor Cesar Zuiderwijk, voorheen slagwerker van Livin’ Blues. De psychedelische periode werd in 1971 afgesloten met She Flies on Strange Wings. Er volgden tournees met The Who en, in 1973, een Amerikaanse hit, Radar Love. Was de groep klaar voor het Amerikaanse succes?
Barry Hay: “No way. Wie is daar wél klaar voor? Dat was overweldigend. Moet je je voorstellen: de Top 10 kwam door en wéér gestegen. Het angstzweet sloeg je om de kaken. Jezus, wat gebeurt er? Wel euforisch, maar toch ook sidderend en bevend. We waren er niet klaar voor. Switch vind ik zelf nog steeds een hele goeie elpee, maar iedereen zat op Son of Radar Love te wachten. Tja, eigenwijs. Die eigenwijzigheid verliezen we nooit. We hebben daar geen spijt van. De band is er nog steeds en hoe komisch het ook mag klinken, ik heb het idee dat die band met de dag beter wordt.”
Golden Earring – She Flies On Strange Wings (1971)
Vaak hoor je over de Earring: goeie singles, mindere elpees. Hoe kijk jij daar tegenaan?
“Wie zegt dat? Ik vind dat we hele goeie elpees hebben gemaakt die verguisd zijn. Ik vind Switch [1974] een fantastische plaat. Ik begrijp niet waarom dat nooit is erkend. Misschien omdat er geen hit op staat. Daar ga je al. Dogma: een goeie elpee is een elpee waar veel hits op staan. Ik vond N.E.W.S. [1983] te gek, dat was een uitermate ambitieus project. We hebben nooit een elpee gemaakt met het idee van: dit is een leuk nummer en de rest, dááág. We zijn altijd te goeder trouw, we doen altijd ons best. Soms lukt dat, soms niet.”
Van alle Nederlandse bands die in Amerika succes hebben gekend, is de Golden Earring de enige geweest die dat succes heeft weten te continueren. Waaraan heeft dat gelegen?
“We hebben daar onze reet eraf getoerd. Credibility heet dat. Als onze nieuwe elpee goed is, zijn we welkom. We hebben een basis gelegd. Yanks zijn heel erg trouw. Ook al ben je dik en kaal en heb je een baard, dan ben je nog steeds dat. Twilight Zone is daar nog steeds op de radio te horen. Je staat nog steeds in de platenbakken. Het sterft niet, daar.”
Wanneer realiseerden jullie je dat de combinatie van deze vier mensen zo bijzonder is?
“Toen we gewerkt hadden met mensen als Eelco Gelling en Robert-Jan Stips. Als musici waren die ons mijlenver vooruit. Ik kan me nog herinneren dat we in de bezetting met Robert-Jan speelden in een programma met .38 Special. Die hoor je dan tekeer gaan tijdens de soundcheck en je denkt: sakkerjezus, die kunnen spelen. Maar wacht maar tot je Robert-Jan hoort—het geheime wapen. Maar eigenlijk hadden we geen geheim wapen nodig. Op dat moment realiseerden we ons dat er iets speciaals was met ons vieren. Die doktoren van de muziek had je eigenlijk niet nodig om een bulderend geluid voort te kunnen brengen. Ze deden er eerder afbreuk aan. Dat was een heel prettig gevoel, vooral voor de heren instrumentalisten.”
“We waren altijd al met zijn vieren geweest. George en Rinus hebben een soort blindelings rapport met elkaar. Die hebben bij wijze van spreken aan dezelfde speen gezogen. Als dat gáát, dan gaat het werkelijk tomeloos. Maar komt daar een derde bij, dan moeten die twee zich inhouden en komt er een kink in de kabel. Halverwege een tournee door Amerika kregen we het in de gaten: dat pure Earring-geluid, dat is het. En toen was het in één keer over met de frustraties. Alsof er een enorm gewicht van je afvalt, we waren weer thuis.”
“We begonnen als pieletjes die niet konden spelen en op dat moment wisten we dat we pieletjes waren die wél konden spelen. Dat geldt ook voor mij als gefrustreerde zanger. Pas sinds we een eigen studio hebben, voel ik me eindelijk op mijn gemak in de studio. Je moet een prestatie leveren terwijl de meter doortikt naar 3.500 gulden per dag. Dan voel je je niet op je gemak. Die schroom is nu van me afgevallen. Als ik nu een studio binnenstap, ga ik gelijk staan blèren. Dat is een groeiproces.”
Barry Hay moet lachen. “We zijn als pikkies begonnen en we zullen als pikkies eindigen.”