Otis Rush was de laatste van de bluesreuzen uit Chicago. Hij inspireerde een generatie Britse gitaristen, Peter Green en Eric Clapton voorop.
Otis Rush (1935-2018) heeft nooit de faam gekregen die kleeft aan blueslegendes als Muddy Waters, zijn ontdekker, of Buddy Guy, zijn generatiegenoot. Zijn talent werd herkend door jonge Britse bluesadepten als Eric Clapton en Peter Green, maar vraag muziekvrienden in je omgeving naar hun blueshelden en ze noemen B.B. King, Muddy Waters of John Lee Hooker. Zelden Otis Rush, wiens loopbaan werd getekend door pech en tegenslag, door dubieuze platendeals en lichamelijk ongemak.
Otis Rush debuteerde in 1956 en zijn eerste single, I Can’t Quit You Baby , werd direct zijn grootste hit. Geen eigen compositie, die credit gaat naar Willie Dixon; wel de basis voor een bluesstandaard. Het nummer werd nadien opgenomen door John Mayall (met de latere Rolling Stone Mick Taylor op gitaar), Led Zeppelin en Gary Moore. Ook de Rolling Stones coverden het op hun hulde aan de Chicago-blues, Blue & Lonesome.
Otis Rush was een buitenbeentje, net even anders. Hij speelde gitaar op een afwijkende manier, linkshandig op een rechtshandig instrument (Jimi Hendrix zou later hetzelfde doen), wat hem een eigen geluid gaf. Zijn toon is ongekend emotioneel, Peter Green heeft er goed naar geluisterd.
In de handen van Otis Rush leunde de blues, meer dan in de variant van zijn generatiegenoten Buddy Guy en Magic Slim, tegen de rhythm & blues aan, met blazers vaak prominent in het arrangement. Ook al speelde hij in de dranklokalen van Chicago, er zat vaak een vleugje gospel in zijn blues-die-eigenlijk-als-rhythm & blues-klinkt. Een unieke cocktail.
In de jukebox van The Velvet Vox zit niet I Can’t Quit You Baby of All Your Love (I Miss Loving), zijn andere klassieke hit die hij opnam voor het Cobra-label. (Dat ging in 1959 failliet, het eerste geval van pech.) In Huize Vox schittert de eerste en enige single die Otis Rush in 1962 opnam voor het Duke-label. Homework is een parel; het zou een hit moeten zijn geworden, maar Duke deed niets aan promotie. Dat was het derde geval van pech, want tussen Cobra en Duke nam Rush op voor Chess en daar had hij voornamelijk te maken met desinteresse.
Homework is alles wat Otis Rush bijzonder maakt, samengebald in drie minuten. De vorm is blues, de uitwerking is rhythm & blues en de toon is gospel. De gitaarlicks komen recht uit de ziel en de tekst is een schoolvoorbeeld van de creatieve wijsheid dat de meester zich toont in de beperking. Hier is Homework live uitgevoerd op de Britse buis.
Otis Rush – Homework (Later with Jules Holland, 1994)
In een rechtvaardig universum was Homework net zo’n klassieker geworden als I’ve Got My Mojo Working of Boogie Chillen. In 1970 werd het op plaat gezet door blanke bewonderaars. Homework staat op het debuutalbum van The J. Geils Band, de rhythm & bluesband uit Worcester, een voorstad van Boston, met zanger Peter Wolf en mondharmonicaman Magic Dick (Richard Salwitz). Het werd een standaard in hun podiumrepertoire; zo is het nummer te horen op het live-album Full House, dat in de jaren zeventig prominent aanwezig was op de draaitafels van studentenkroegen.
The J. Geils Band – Homework (Winterland, San Francisco, 5 november 1977)
The J. Geils Band was evenwel niet de eerste blanke (rhythm &)bluesband die Homework oppikte. Fleetwood Mac was hen twee jaar te snel af. Peter Green hoorde in het buitenbeentje uit Chicago een lichtend voorbeeld: Otis Rush klinkt door in zijn zang en, vooral, zijn gitaarspel, met name de toon. Op 4 januari 1969 nam Fleetwood Mac het nummer op tijdens een informele sessie met een aantal bluesgiganten, waaronder Otis Rush, in de Chess studio in Chicago. Die opnamen zijn uitgebracht als Blues Jam in Chicago vol. 1 & 2.
Een paar dagen daarvoor was Fleetwood Mac nog in Parijs, voor een Oudejaarsavond programma dat rechtstreeks door de Franse televisie werd uitgezonden. Ik weet niet hoe het anderen vergaat, maar ik ga knock-out bij hun uitvoering van Homework. Is er ooit een betere bluesgitarist geweest dan Peter Green? Of een meer solide ritmesectie? Fleetwood Mac toont de klasse van Otis Rush met schijnbaar achteloos gemak. Tovenaarsleerlingen.
Fleetwood Mac – Homework (Parijs, 31 december 1968)
Peter Green zou Fleetwood Mac in 1969 zien uitgroeien tot de populairste en bestverkopende rockband van de planeet, en Otis Rush zou datzelfde jaar zijn eerste langspeelplaat voor een major label uitbengen (Mourning In The Morning), maar voor beiden bleek de toekomst bewolkt. Peter Green stapte op het toppunt van hun roem uit Fleetwood Mac; was het een LSD-psychose, geloofsgekte, een identiteitscrisis of dat alles tegelijk? Otis Rush zag zijn volgende plaat, gemaakt voor een andere major, niet uitgebracht. Hij kocht de rechten terug, liet de plaat via Japan alsnog verschijnen, maar stopte eind jaren zeventig met muziekmaken.
Otis Rush kwam een aantal jaren later terug, zoals ook Fleetwood Mac zonder Peter Green terugkwam. Hun verhaal is bekend: met Stevie Nicks en Lindsay Buckingham aan boord groeiden ze opnieuw uit tot de populairste en bestverkopende band van de planeet. Maar ook die bezetting viel uit elkaar – en kwam weer bij elkaar en viel weer uit elkaar en kwam weer bij ekaar – en de groep zwoegde onverdroten voort.
Van 1987 tot 1991 nam Rick Vito de plek in van Lindsay Buckingham en die is meer dan Buckingham een bluesgitarist à la Peter Green. Na zijn vertrek uit Fleetwood Mac bleef Vito Homework spelen met zijn groep The Lucky Devils. Uiteraard in het arrangement van Peter Green. Dat is de standaard geworden, zie Rush’s eigen versie live op de Britse televisie.
Rick Vito – Homework (Duitsland, 2000)
In 1994 maakte Otis Rush zijn eerste elpee na zijn retraite, Ain’t Enough Comin’ In, ter gelegenheid waarvan hij optrad bij Jools Holland. De opvolger, Any Place I’m Goin’ uit 1998, werd onderscheiden met een Grammy in de categorie Beste Traditionele Bluesplaat. Na een hersenbloeding, in 2003, kwakkelde hij met zijn gezondheid. Eerder dit jaar, een half jaar voor zijn overlijden, kreeg Rush van de Jazz Foundation of America de Lifetime Achievement Award toegekend.
Otis Rush was een reus, een directe invloed op erkende meestergitaristen als Peter Green en Eric Clapton. Zijn toon is bijzonder, het resultaat van het links spelen op een rechtse gitaar. En zijn timing is loom, net een tikkie achter de maat slepend. Eric Clapton heeft dat van Otis Rush overgenomen en er zijn bijnaam Slowhand aan te danken. Dat begrepen de Stones ook, Clapton speelt slide op hun cover van I Can’t Quit You Baby. Daarom geen beter slotaccoord dan All Your Love (I Miss Loving), zijn Cobra-hit uit 1958 en bekendste compositie, in een versie waarin meester en leerling elkaar treffen.