Prince was de complete artiest, die muzikale grenzen doorbrak. In elk aspect van zijn vak blonk hij uit. Niet in het minst als Prince de gitarist.
Prince was een alleskunner op muzikaal gebied. Een eenmansband, producer, componist, arrangeur, zanger, bandleider, performer. Had bovendien oog voor marketing en imago. En visuele flair, ook zijn videoclips waren verrassend en vernieuwend. In al dat geweld zouden we bijna over het hoofd zien dat Prince ook – en misschien wel meer dan al die andere kwaliteiten – een onwaarschijnlijk goede gitarist was. Als er één snarenridder de ongekroonde koning van het bespannen slaghout, Jimi Hendrix, naar de kroon stak, dan was het Prince.
De Rock and Roll Hall of Fame eert jaarlijks enkele bovengemiddeld getalenteerde zangers, muzikanten of groepen met een plek in het pantheon van de rock. In 2004 was Prince aan de beurt. Diezelfde avond werd ook de drie jaar daarvoor overleden George Harrison in het zonnetje gezet. Een superband met onder meer Tom Petty, Jeff Lynne en Steve Winwood vertolkte Harrisons compositie When My Guitar Gently Weeps. Voor de gitaarsolo stapte het feestvarken naar voren. Let ook op zijn verdwijntruc na afloop.
When My Guitar Gently Weeps (Rock and Roll Hall of Fame 2004)
Wat misschien nog wel het meest imponeert aan Prince de gitarist is het gemak waarmee hij het instrument naar zijn hand zet. Alsof het een verlengstuk van zijn lijf en brein is. Ja, hij is vingervlug. Ja, zijn solo’s zijn muzikaal—geen sprintjes over de snaren, alsof het atletiek is in plaats van klankexpressie. Prince componeert zijn solo’s, iets wat hij gemeen heeft met een andere eenling, bandleider en onderschatte gitarist: Frank Zappa. Hij is vloeiend in vele registers, van psychedelisch rockend à la Hendrix tot de melodie-via-slagpartij benadering van jazzgitarist Wes Montgomery.
Prince de gitarist is ongemeen veelzijdig en dat wordt fraai gedemonstreerd door twee vertolkingen van hetzelfde nummer, kort na elkaar. Het nummer is Fury, van zijn album 3121 uit 2006, het laatste Prince-album dat tot het hart van zijn oeuvre kan worden gerekend, een verplichte aanschaf voor iedereen die zich fan weet. Eerst horen we Fury tijdens de Brit Awards van 2006. Prince doet een Carlos Santana.
Fury (Brit Awards 2006)
Fury is de single van dat moment en Prince speelt het nummer live op de Amerikaanse buis in NBC’s Saturday Night Live. Stond hij in Londen op het podium met Wendy & Lisa, de gitariste en toetseniste uit zijn jaren tachtig-band The Revolution, ditmaal is hij de enige gitarist en dat heeft consequenties. Prince doet nu geen Santana, hij doet een Hendrix. Wat verbluft is het gemak waarmee hij van gitaarstijl wisselt, de beheersing is totaal.
Fury (Saturday Night Live 2006)
Prince benut niet alleen de mogelijkheden van de gitaar – en daar hoort de tremelo-arm, het pookje waarmee de snaren worden opgerekt, ook bij – hij kleurt zijn sound met zijn voeten via een reeks effectapparaten en pedalen. Dat is goed te horen en te zien in zijn uitvoering van She’s Always In My Hair, een B-kantje uit de jaren tachtig, oorspronkelijk opgenomen met The Revolution, met Wendy & Lisa dus, nu vertolkt met de all-girl band (plus toetsenist) 3RDEYEGIRL, waarmee hij in 2013 toerde en in Paradiso optrad. Showhost Arsenio Hall kan het ook nauwelijks geloven: “Beter wordt het niet.”.Klopt, daar is geen letter van gelogen.
She’s Always In My Hair (Arsenio Hall Show 2013)
Prince is de complete gitarist en dat laat hij horen op The Rainbow Children, wellicht het meest onderschatte album uit de Prince-catalogus. Het verscheen in 2001, toen hij vrijwel uit het zicht van het grote publiek was verdwenen. Het was zijn eerste release onder de vertrouwde artiestennaam, nadat hij jarenlang als TAFKAP en ‘love symbol’ door het leven was gegaan. De plaat werd door critici verdeeld ontvangen vanwege de thematiek – Prince was Jehova-getuige geworden – en door het publiek, mede door gebrek aan promotie en fatsoenlijke distributie, grotendeels genegeerd.
Prince poetste grenzen weg, muzikaal en sociaal, Zijn muziek integreert funk en rock, zijn bands telden zwarte en blanke muzikanten, mannen en vrouwen. De universaliteit van het mens-zijn is het thema van het conceptalbum. Je zou The Rainbow Children Prince’s progrock-album kunnen noemen. Het laat alle aspecten horen van zijn gitaarspel – Santana, Hendrix, Wes Montgomery, Zappa, Prince – in een veelheid van stijlen: van jazz tot funk tot psychedelische rock tot soul en gospel tot atmosferische new age-muziek en musical. Als er één Prince-album herwaardering verdient is het The Rainbow Children.
Prince – The Rainbow Children
https://www.youtube.com/watch?v=boBBIn2F8bo
Voor veel mensen is het beste optreden dat ze ooit zagen een Prince-concert (voor mij ook: Ahoy’, Rotterdam, 26 juni 1987, gefilmd en uitgebracht als de concertregistratie Sign ‘o’ the Times). En voor veel mensen is Purple Rain, de titeltrack van album en film uit 1984 die zijn reputatie vestigden, het ultieme Prince-nummer. De power ballad met zijn orgiastische gitaarsolo als climax is wellicht ook het beste platform voor Prince de gitarist.
Op 30 maart 1985 trad hij met The Revolution op in Syracuse, New York en besloot het concert met een monsteruitvoering van Purple Rain, uitgewalst tot twintig minuten, waarvan de tweede helft in beslag wordt genomen door een gitaarsolo van tien (!) minuten. Take it away, Prince.