Opnieuw uit op 180 grams vinyl. Hoe uniek was de Amsterdamse waveband The Tapes, de beste Nederlandse groep die het nooit heeft gemaakt?
De schokgolf die aan het eind van de jaren ’70 door muziekland sidderde – new wave en post-punk – ging ook aan Nederland niet ongemerkt voorbij, al werden de hevigste bevingen door het veen van de polder gedempt.
In het voorjaar van 1978 liep ik, gewapend met een medewerkers-passepartout van (toen nog Muziekkrant) OOR, op een doordeweekse avond Paradiso binnen en ‘ontdekte’ The Tapes. Het was een avond met nieuwe, onbekende Nederlandse groepen, al dan niet new wave van signatuur, en wie of wat er optrad ben ik vergeten, maar niet The Tapes. Het veen trilde. Dit klonk als New York of Londen, maar het was Amsterdams!
Sterker, het kwam uit de kelder van datzelfde Paradiso, waar een viertal studenten (Rietveld Academie, Universiteit van Amsterdam) vanaf oktober 1977 had geschaafd aan een hoekig en nerveus, springerig en voor die tijd nieuw geluid. Rolf Hermsen (gitaar en zang), Michiel Brandes (gitaar), Igor Roovers (bas) en Dick van der Vaart (drums), bijgestaan door manager Fred Hermsen, waren prog en punk ruimschoots voorbij. Hier werd geen turf gestoken, hier werd land gewonnen.
Let op de timing. Magazine had net zijn eerste album uit, Joy Division stond nog bekend als Warsaw, The Cure was op zoek naar een platencontract, Japan moest de synthesizer nog ontdekken en The Human League was kort daarvoor gedebuteerd op single. Talking Heads, Television (USA) en XTC (UK) vormden de eredivisie van de new wave en heel erg veel meer was er op dat moment nog niet. Binnen die context klonken The Tapes behoorlijk uniek en origineel. Buiten die context ook, zou later blijken.
De rockmuziek van eigen bodem beleefde eind jaren ’70 een opleving, na een relatief slappe periode die werd ingezet met het verdwijnen van Radio Veronica in 1974. De namen van Gruppo Sportivo (de groep rond Hans Vandenburg), Sweet d’Buster (Bertus Borgers) en Wild Romance (Herman Brood) waren nieuw, maar de muzikanten ervaren. Zo niet The Tapes. Het kwartet vertegenwoordigde een nieuwe generatie en een nieuw geluid. Dit was het Nederlandse equivalent van wat we uit het buitenland kenden als new wave. Dit was geen verre donder. Dit keer sloeg de bliksem in naast onze voeten. En veroorzaakte een veenbrand.
Band als organisme
“Ik was een enorme muziekliefhebber,” zegt Rolf Hermsen dik dertig jaar later. “En de anderen ook. Ik hoorde in veel new wave iets wat ik herkende als mijn eigen achtergrond: avontuurlijke dingen zoals Captain Beefheart. De anderen luisterden allemaal naar andere muziek, onze smaak was heel eclectisch. Het leuke van The Tapes was dat al die persoonlijke invloeden mengden. Het mooie van muziekmaken is altijd de resultante van samenwerking. Een band is een organisme, een samenspel van mensen die één geluid worden.”
Op 9 november 1978, een jaar na de eerste repetitie en een paar dozijn optredens later, werd in de bovenzaal van Paradiso het debuutalbum You Just Can’t Sleep gepresenteerd. De plaat was met zeer bescheiden middelen (nauwelijks budget, 8 sporen: BASStudio, Vuren) tot stand gekomen, maar wist ondanks de gebrekkige geluidskwaliteit bij de vaderlandse pers veel enthousiasme los te maken over de muzikale potentie van de groep. Over het budget grapte producer Sam Tjoe dat de plaat minder had gekost “dan de binnenhoes van de nieuwe Santana”.
You Just Can’t Sleep was de vierde release en de eerste langspeelplaat van het kleine Amsterdamse label Plurex en de eerste oplage van duizend exemplaren was in twee weken uitverkocht. Platenmaatschappij Phonogram nam de distributie en promotie van Plurex over en bracht het album via het Vertigo label opnieuw uit; You Just Can’t Sleep verscheen (met een aangepaste hoes) ook in Zwitserland en Oostenrijk. The Tapes leken zonder enige concessie te doen het onmogelijke te hebben gerealiseerd: volledige artistieke vrijheid én de ruggesteun van een major label.
De demo-geluidskwaliteit van het album verhinderde niet dat het talent van de groep ook in het buitenland werd herkend. “The Tapes have that undefinable something” schreef het toonaangevende Britse muziekweekblad New Musical Express en ook New York Rocker was positief over het nieuwe geluid uit Amsterdam.
Manager Fred Hermsen benutte de publiciteit rond het album om een Nederlandse tournee op te zetten, de Elfstedentocht, die The Tapes, samen met de bevriende groep The Nits, in de steenkoude winter van 1979 in drie weken tijd langs twaalf podia voerde. Het leverde opnieuw veel, vooral lokale publiciteit op. Het slotconcert, op 3 februari in Paard van Troje te Den Haag, was tevens het laatste optreden van Dick van der Vaart als Tapes-drummer. Hij werd opgevolgd door de toen 19-jarige Peter Meuris, die op 3 maart debuteerde in de Meervaart te Amsterdam.
The Tapes – The Mating Season
The Tapes waren er in anderhalf jaar tijd in geslaagd zich een prominente plek op de kaart van de Nederlandse popmuziek te verwerven. Introductie geslaagd, er wachtte een mooie toekomst.
Altijd aan het schaven
“Achteraf denk ik dat we ons onderscheidden doordat we muziek uitvonden—zonder een bepaald genre na te streven of te werken vanuit een concept,” zegt Rolf Hermsen, terugblikkend op toen. “Al proberend zochten we naar wat werkte en wat niet. Als jij dit doet en ik dat, hoe klinkt het dan? We varieerden ook niet op bestaande nummers van anderen. We zochten, tot we iets te pakken hadden.”
Vol zelfvertrouwen werd in de zomer van 1979 in de Music Farm Studio te Baamburgge (waar The Beach Boys in 1972 het album Holland hadden opgenomen) met producer Don Willard gewerkt aan het tweede album, Party. Stijl en visie lagen in het verlengde van het debuut, maar de kwaliteiten van de groep kwamen dankzij de volwaardige opnamefaciliteiten veel beter tot hun recht. The Tapes beschouwden Party als hun ‘echte’ debuut.

Baambrugge 1979, met producer Don Willard (snor), diens vrouw en dochter, en Plurex-baas Wally van Middendorp (achter Willard)
Groot was de teleurstelling toen Phonogram besloot de optie op het tweede Tapes-album niet te lichten—prachtalbum kant en klaar, maar geen platencontract. Na een lange zoektocht wist manager Fred Hermsen een platencontract te regelen met een Amerikaans label van bescheiden omvang, Passport, dat in Nederland werd vertegenwoordigd door WEA. Met vertraging verscheen Party in het voorjaar van 1980 en oogstte alom lovende, zelfs juichende kritieken; Andy Gill noemde het album in NME “excellent”. Op 12 juli 1980 speelde de groep voor VARA’s Popkaravaan vanuit het Openluchttheater in het Amsterdamse Vondelpark een bloedsterke mini-set (25 minuten, zie de clip onder dit verhaal) live op de vaderlandse beeldbuis. The Tapes stonden op de top van hun roem.
“Heel Zappiaans: we bleven altijd aan nummers sleutelen,” zegt Rolf Hermsen achteraf over de werkwijze van The Tapes. “Iets had nooit een definitieve vorm. We waren altijd aan het reviseren, schaven. We wilden het voor ons zelf leuk en opwindend houden.”
The Tapes – Point Eighty-Eight
Naast bijval was er ook kritiek. Party had het etiket ‘Nederlandse Talking Heads’ weliswaar afgeschud, maar de groep moest zich verweren tegen verwijten als zou hun muziek ‘afstandelijk’ dan wel ‘wiskundig’ of ‘intellectueel’ zijn—enig provincialisme was de polder anno 1980 niet vreemd. “Niet bedacht, maar doordacht,” luidde het verweer van Rolf Hermsen. “Ik hou zelf van muziek met verrassingen.” En hij voegde daar aan toe: “Ik ben er van overtuigd dat de volgende elpee totaal anders gaat klinken, dat voel je nu al aankomen. Wat hierna komt, is tijdens de groei van The Tapes ontstaan.” (OOR, 26 maart 1980).
Continu leerproces
Was voor Party nog geput uit het reservoir van nummers die waren ontstaan tijdens de repetities in de kelder van Paradiso, op het derde album On A Clear Day klonk de groep niet langer als een ‘Nederlandse Talking Heads’. De composities waren meer gelaagd, de arrangementen verfijnder; de ironische teksten (“ol’ blue thighs is back, what a character”—Blue Thighs, van Party) bleven.
Het album, opgenomen in de Dali Press Studio in Nederhorst den Berg, was geproduceerd door John Leckie, op dat moment vermaard om zijn werk met vergelijkbare Britse bands als Magazine, XTC en Simple Minds. Leckie was in het najaar van 1980 door de groep benaderd en in een brief van 18 december 1980 reageerde hij positief: “I’ve listened to your demoes a lot and enjoyed them immensely (…) I think the musicianship in the band is excellent (…) I think Rolf’s vocals are unique although the voice style and phrasing takes some getting used to.”
“De arrangementen zijn veel voller geworden,” zei Rolf Hermsen over het album in een interview met Joost Niemöller voor Vinyl (# 4, juni 1981). “Nu is het veel meer mogelijk om in de diepte te werken. John Leckie heeft met name invloed gehad op de arrangementen. Het is nu veel minder bedacht, geconstrueerd.” En tegen mij, in OOR (17 juni 1981): “De afstandelijkheid is opzij gezet.”
The Tapes – Hotline
In de studio werd de groep bijgestaan door achtergrondzangers Mathilde Santing plus Henk Hofstede en Michiel Peters (The Nits), terwijl Dennis Duchhart (toetsen, gitaar) nog tijdens de opnamen toetseniste Huba de Graaff verving en The Tapes ook op het podium permanent kwam vesterken. Anno nu zegt Rolf Hermsen over On A Clear Day: “Het was een continu leerproces en we hebben ook daadwerkelijk iets geleerd. Bij het derde album dacht ik: Hé, we kunnen echt songs schrijven, het bouwwerk klopt. Dat was een heerlijk gevoel.”
Net als beide voorgangers werd On A Clear Day, verschenen in de voorzomer van 1981, enthousiast onthaald. “Keerpunt ‘81” schreef Bert van der Kamp boven zijn recensie in OOR. Het bleek Eindpunt ’81. De keuze voor een Amerikaans label had ook een keerzijde. The Tapes kregen geen support van WEA, dat voor Passport de distributie in Nederland, de thuismarkt van de groep verzorgde. Passport gaf echter ook geen financiële steun om te toeren in de States, wat aanvankelijk wel de bedoeling was. Zo kon de groep de volgende stap, de grens over, moeilijk zetten. Vrijwel iedere muziek-insider wist zeker dat The Tapes een grote toekomst wachtte, maar de verkoopcijfers van On A Clear Day vielen tegen en het groepsmoreel daalde onder N.A.P.
Uitvindersmanier van werken
Op 12 februari 1982 speelden The Tapes hun afscheidsconcert op de plaats waar de groep was begonnen en zijn identiteit had ontwikkeld, Paradiso. Aan die memorabele en voor de groep ook emotionele avond kleefde een fijne ironie, typerend voor het verhaal van The Tapes. Vooraf was gerekend op een beperkte opkomst en het balkon van Paradiso was afgeschermd met doeken. De belangstelling was evenwel overweldigend; buiten stonden de Tapes-fans rijen dik te wachten op een plek die niet beschikbaar was. En zo speelde het vijftal ruim twee uur lang voor een publiek dat voor een belangrijk deel buiten stond, niet binnen. Alsof hogere machten wilden voorkomen dat groep en publiek elkaar vonden.
“Wat me nu opvalt als ik er naar luister,” zegt Rolf Hermsen dertig jaar na het afscheidsconcert, “is dat die muziek zo weinig school heeft gemaakt. Onze uitvindersmanier van werken, die aanpak is niet bepaald gangbaar geworden. Wat me ook opvalt als ik naar de band van toen luister: wat speelde iedereen – Igor, Michiel, Peter en ook Huba en later Dennis – ontzettend goed! We waren geen rasmuzikanten, het was noest oefenen, maar dan klonk het ook geweldig. Achteraf ben ik ze allemaal dankbaar dat ze er zoveel tijd, energie en liefde in hebben gestoken.”
Wat zou er van The Tapes zijn geworden als ze, met of zonder erkenning, waren doorgegaan? Het is speculeren, maar ik vermoed dat ze zich zouden hebben ontwikkeld tot een avontuurlijke en vakkundige artrock band, leveranciers van origineel gearrangeerde liedjes met een dubbele bodem en spitsvondige teksten—vergelijkbaar met de ontwikkeling die generatiegenoten The Nits doormaakte.
Je zou kunnen zeggen dat The Tapes – en zij niet alleen – slachtoffer zijn geworden van de omstandigheden van dat moment: het ontbreken in Nederland van een professionele infrastructuur, in het bijzonder een platenindustrie die is gericht op het (internationaal) ontwikkelen van eigen talent. Dertig jaar later is de situatie in dat opzicht voor Nederlandse dance producers en deejays 180 graden gedraaid.
The Tapes gelden als de beste Nederlandse band die het nooit heeft gemaakt. De veenbrand broeide en gloeide, maar kwam nimmer aan de oppervlakte. Ze klinken nog altijd uniek.
The Tapes: Vondelpark, Amsterdam (10 juli 1980)
Party is heruitgebracht op 180 grams vinyl in een gelimiteerde editie. Later volgen You Just Can’t Sleep en On A Clear Day.