Nederland heeft zijn poppodia en festivals te danken aan een dozijn door muziek begeesterde arbeiderszonen. “Ze hebben hun dromen verwezenlijkt.”
Het boek Poppioniers vertelt hoe Nederland zijn popfestivals en clubcircuit kreeg. In de jaren zestig van de vorige eeuw creëerden een aantal jonge ondernemers vanuit het niets een infrastructuur voor popconcerten. Ze waren bevlogen van muziek en kozen voor het avontuur. Van hun pionierswerk plukken nog jaarlijks honderdduizenden concertbezoekers – en vele muzikanten – de vruchten. Live-muziek is bloeiende bedrijfstak.
“Dat verhaal moest eens worden opgeschreven,” zegt Tom Steenbergen. Hij werkte na afloop van zijn loopbaan in de muziekindustrie ruim twee jaar aan het boek en sprak tientallen mensen: organisatoren van festivals en clubconcerten, maar ook muzikanten, managers en andere ingewijden in het muziekbedrijf. “Ik wilde het belichten vanuit de mensen die de concerten organiseerden, niet vanuit de muzikanten. Die kant is nooit belicht, terwijl het altijd de optredens zijn geweest die artiesten een blijvende aanhang hebben bezorgd. Hitsucces is vluchtig.”
Het met veel archiefmateriaal geïllustreerde Poppioniers schetst portretten van twaalf sleutelfiguren. “Ze hebben allemaal dezelfde mentaliteit als de muzikanten met wie ze werkten: dit is mijn leven, ik ga door tot ik omval,” aldus Steenbergen.
Begin jaren zestig had Nederland een ronduit truttige jeugdcultuur met tienersterren die overdreven articulerend vertalingen van Engelse of Amerikaanse hits zongen als Dans nog eenmaal met mij en Het ritme van de regen. Dat veranderde na de loongolf van najaar 1963: pa en ma hadden geld voor een televisie of een auto; zoon en dochter voor kleding en muziek. Jeugdcultuur explodeerde en de culturele schokgolven zijn vijftig jaar later nog steeds voelbaar.
Tom Steenbergen maakte het allemaal van nabij mee. “Ik ben gevormd door Radio Veronica, dat door Joost den Draaijer (Willem van Kooten) is omgevormd van saaie familiezender tot popstation voor de jeugd. Informatie was er absoluut niet. Daarom was het mooi dat het tijdschrift Hitweek verscheen: kon je lezen over je eigen artiesten. In 1967 kwam het radioprogramma Uitlaat en dat nam ik op met een bandrecorder. Zo ben ik platen gaan kopen van HP Lovecraft, The Fugs en vooral ook Zappa.”
Radio Veronica Story
“Willem van Kooten is heel belangrijk geweest voor de introductie van die nieuwe muziek. Het interview met hem en ook met de anderen die ik heb gesproken, heb ik onverkort in het boek weergegeven. Ik wilde hun drijfveren duidelijk maken waarom ze zo intensief met muziek bezig waren. Hoe was dat zo gekomen? En dan zie je dat ze allemaal uit een enorm vacuum komen. Er was thuis geen platenspeler, ze moesten stiekem naar de radio luisteren en ze gingen naar het cafetaria om naar de jukebox te luisteren. Er was gewoon géén muziek.”
“Van Kooten sprak over zijn situatie van 1959, 1960. Zijn ouders hadden geen geld voor een platenspeler, dat vonden ze bovendien goddeloos. Dat geldt alle mensen die ik heb gesproken. Ze zijn begonnen vanuit een honger naar muziek.”
Die honger voelde Steenbergen ook. Als middelbare scholier kocht hij maandelijks het blad Muziek Express. “Niet eens voor de posters, al hingen die wel allemaal aan de muur van mijn kamer. Ik knipte plaatjes uit van Jackie DeShannon, ik wist al heel snel dat ze When You Walk In The Room had geschreven. Ik wilde weten: wie heeft dat dan gemaakt? Ik las de kleine berichtjes, wilde alles uitzoeken. Ik had schriftjes waarin ik informatie verzamelde, schreef de Engelse en Amerikaanse hitparades op in boekjes. Ik zat aan de radio gekluisterd.”
Dat soort romantiek is verdwenen uit onze huidige mediasamenleving.
“Het is niet meer nodig. Met Spotify is het een beetje arm geworden, je komt niet meer aan je eigen fantasie toe. Je draait een plaat en het Spotify-algoritme geeft de suggestie: deze moet je er achteraan draaien. Dat is de reden dat ik mijn eigen playlisten maak, want ik zoek zelf wel uit welke nummers ik bij elkaar vind passen.”
Verrassend dat je de term ‘armoe’gebruikt, want veel mensen zullen bij Spotify denken aan luxe en overdaad.
“Dat is het: overdaad. Je kunt het niet meer zelf uitvinden. Het is allemaal al uitgevonden voor je.”
Provadya
De nieuwe jeugdcultuur week in alles af van wat de generatie die Nederland na de Tweede Wereldoorlog weer had opgebouwd als normaal beschouwde. Hedonisme, vrijheidsdrang en consumentisme stonden haaks op deugdzaamheid, luisteren naar autoriteiten en zuinigheid. Die nieuwe jeugdcultuur ontwikkelde zich razendsnel tot een tegencultuur en niet alleen in Nederland.
Trailer Rebelse Stad
Steenbergen: “We waren helemaal niet zo origineel. Maar we pikten het wel snel op.1965 is het sleuteljaar wat betreft het ontwaken van een tegencultuur, zowel in Londen als San Francisco als Amsterdam. In Amsterdam was het Provo en het weekblad Hitweek. In San Francisco begon de psychedelische scene rond Grateful Dead en Jefferson Airplane. En in Londen was er in de Royal Albert Hall de eerste bijeenkomst met die dichters, waar Simon Vinkenoog ook nog bij aanwezig is geweest.”
“Ik was vorig jaar op de tentoonstelling over de hippiejeugd van de jaren zestig, You Say You Want a Revolution? Records and Rebels 1966 – 1970, in het Victoria and Albert Museum in Londen. Het speelde zich volgens die tentoonstelling af in San Francisco en Londen. Punt. Geen woord over Amsterdam. Ik vond het dus nodig dat ik Amsterdam als Magies Centrum zijn plek gaf in de geschiedenis van die generatie.”
Op 24 november 1967 organiseerde Bunk Bessels in de Jaarbeurshallen in Utrecht de Flight To Lowlands Paradise, het eerste psychdedelische popevenement in Nederland. Hij had het idee eerder dat jaar opgedaan in Londen, waar op 30 april in het Alexander Palace de Twentyfour Hour Technicolour Dream had plaatsgevonden, met Pink Floyd en Soft Machine. Tevens aanwezig was Willem de Ridder, mede-oprichter van Hitweek, in 1969 voortgezet als Aloha. Ook die kwam terug in Amsterdam met nieuwe ideeën.
Steenbergen: “Willem de Ridder ging avonden organiseren in Felix Merites, eerst onder de naam Honk Honk It’s The Bonk, daarna onder de naam Provadya. De eerste was op 13 oktober 1967. Het enige wat hij deed was de nieuwe muziek draaien. Mensen konden daar praten en op het podium springen om allerlei dingen te doen. De eerste keer kwamen er 600 man, de tweede keer duizend en de derde keer tweeduizend. Het groeide als een gek en uiteindelijk is daar Paradiso uit ontstaan. In het boek staat mijn lidmaatschapskaart uit 1968, met daarop twee namen: Paradiso en Fantasio. Voor een gulden per jaar kon je ongelimiteerd die clubs in.”
Reportage over Paradiso en Fantasio uit 1968, met o.a. Pink Floyd
De werktitel van Steenbergens boek was in eerste instantie Provadya (“zo heet het in mijn computer”), de naam van een reeks jeugdclubs die vanaf 1968 overal in Nederland door enthousiaste Hitweek-lezers worden geïnitieerd. In de rubriek Het Luistercorps konden lezers oproepen plaatsen en zaken melden. “Ik ben zelf ook zo’n Provadya-type,” zegt Steenbergen. “Via Het Luistercorps ben ik aan aanraking gekomen met Rein van der Pot. Met hem heb ik in 1970 het jeugdcentrum De Toverbal in Maassluis opgezet. Zo heeft het wellicht voor veel mensen gewerkt. Via Hitweek vond je gelijkgestemden.”
“Eind 1968 waren er dertig Provadya’s in Nederland, allemaal naar aanleiding van Fantasio,” aldus Steenbergen. Fantasio ging van start op vrijdag 29 april 1968, een dag later opende Paradiso de deuren. “Daar is het Nederlandse clubcircuit uit voortgekomen: Exit in Rotterdam, Eland in Delft, Effenaar in Eindhoven, enzovoorts. De naam Provadya bestaat volgens mij nog steeds in Alkmaar.”
Afwezige vaders
Voor Poppioniers heeft Tom Steenbergen uitgebreid gesproken met onder meer Bunk Bessels, Jan Smeets (Pinkpop, vanaf 1970), Berry Visser en Leon Ramakers (Mojo Concerts, tevens de mannen achter het Kralingen Festival), Cor Schlösser (Melkweg, 1970) en Joost Carlier (Lochem Festival, vanaf 1968). Zit daar iemand tussen wiens belang niet altijd goed is onderkend?
Steenbergen: “Ik ben heel blij dat ik Berry Visser heb geïnterviewd. Hij vertelde over zijn jeugd en het is heel opvallend dat bij al de twaalf personen die in het boek worden geportretteerd de vaderfiguur een belangrijke rol speelt. En in veel gevallen, het ontbreken van die vaderfiguur. Berry Visser, Paul Acket, maar ook muzikanten als Barry Hay, John Lennon, Freddie Mercury—er zijn opvallende overeenkomsten. Visser is compleet zonder vader opgegroeid. Die lijn kwam naar boven tijdens het werk aan het boek. In sommige gevallen was de vader wel aanwezig, maar absoluut geen stimulans. Eerder iemand die tegenwerkte, zoals in het geval van Joost Carlier.”
“Joost Carlier is een ondernemer pur sang. Hij is samen met Leon Ramakers de motor achter het Lowlands festival. Ik heb hem een aparte plek in het boek gegeven, omdat hij iemand is die totaal onderbelicht is in de geschiedenis. Niemand kent hem. Voor innovatie van festivals is hij erg belangrijk geweest. Zijn zoons hebben onder andere de muntenmachines bedacht. Dat geldt ook voor al jaren op festivals gangbare zaken als plaskruizen, dranghekken en afbreekbare bekers. Zijn zoons hebben de fiets met het elektronische slot bedacht. Het is een ongelooflijk slimme familie, ze komen uit Lochem en ik denk dat driekwart van de werkgelegenheid in Lochem bestaat uit bedrijven die zijn opgezet door Joost Carlier.”
Joost Carlier over plaskruizen
Opmerkelijk dat de ‘afwezige vader’ zo’n belangrijke rol speelt in dit verhaal.
“Paul Acket is zonder vader opgegroeid. Berry Visser dito. Als ze er wáren, waren ze in ieder geval emotioneel afwezig. Ik denk dat de mannen die ik in het boek beschrijf iets wilden laten zien aan hun afwezige vader. Dat is ook de reden dat ik zo uitgebreid stil sta bij de gezinssituatie, want ze zijn allemaal working class heroes. Het zijn allemaal intelligente jongens die hun studie hebben afgebroken en op jeugdige leeftijd hun dromen achterna zijn gegaan en die dromen tot werkelijkheid hebben gemaakt. Allemaal, zonder enige uitzondering. Ze hadden dezelfde instelling als veel muzikanten met wie ze hebben gewerkt.”
Ze hebben daarnaast de honger naar muziek gemeen. Wat was de rol van muziek voor de generatie die in de jaren zestig volwassen werd?
“Veel mensen zeggen dat het de soundtrack van hun leven was, maar ik denk dat het een veel grotere rol heeft gespeeld. Het was meer een leidraad. En een manier om je te onderscheiden van het klootjesvolk.”
Dus iets om je identiteit mee uit te drukken.
“Ik kon me niet voorstellen dat ik iets zou doen in mijn leven dat los stond van muziek.”
Was muziek ook iets wat alles bijeen bond en hield?
“Ik heb in mijn leven veel gedaan, maar muziek is de rode draad die door alles loopt. Als ik nu naar concerten ga, kom ik nog steeds diezelfde mensen tegen. Die mensen zijn het ook allemaal trouw gebleven. Ik kan me ook geen wereld zonder muziek voorstellen.”
Leon Ramakers over Bob Dylan in De Kuip
Tom Steenbergen heeft veel gemeen met de poppioniers die hij in zijn boek de aandacht geeft die hen toekomt. Muziek is de rode draad in zijn loopbaan: hij werkte in de platenindustrie, was directeur van Polygram Nigeria, bedacht interactieve muziekmedia, deed redactie van OOR’s Pop Encyclopedie.
“Door Fantasio en Paradiso ben ik gestopt met mijn studie. Ik dacht: ga weg, ik wil helemaal niet het bedrijfsleven in. Ik wil zo’n jongerencentrum oprichten. En een jaar later was het zo ver. In 1969 zijn we gaan demonstreren op de markt in Maassluis en in 1970 kregen we de sleutel van De Toverbal.”
“Ik ben daarna bij een platenmaatschappij gaan werken. Ik was manager van Fungus, maar ik dacht: perschef, dat lijkt me helemaal het einde. Ik kwam in 1976 bij Polydor, mijn eerste klus was: ‘ABBA komt naar Nederland, doe jij even een persconferentie’. Terwijl ik net het jaar daarvoor een alternatief songfestival had georganiseerd, omdat ik falikant tegen ABBA was. Ik moet zeggen dat ik daar totaal in omgeturnd ben, want ik heb een ongelooflijk leuke tijd gehad met ABBA. Het zijn fantastische mensen, ik heb veel bewondering voor ze. En veel bewondering voor de compositorische kwaliteiten van Benny Anderson.”
“We hebben met ons Polydor-team The Cure in Nederland op weg geholpen. Zo ben ik in Londen terecht gekomen, waar ik enkele jaren bij Polygram International heb gewerkt. We waren in Nederland heel erg goed in het laten doorbreken van bands die in hun eigen land moeilijk lagen. Projectleider bij De Toverbal was misschien wel mijn allerleukste baan, maar perschef bij Polydor was elke dag een feest.”
Was het beeld dat je van te voren had na het voltooien van het boek bijgesteld?
“Nee, alleen maar versterkt. Toen ik het boek begon had ik nog geen uitgever en geen idee hoe het zou worden. Het zou meer over mijn generatie gaan. Het boek is zo geworden omdat ik het interessant vond om te zien hoe deze mensen tot hun keuze voor muziek zijn gekomen. De oorspronkelijke titel was My Generation, de tweede titel was Working Class Heroes. De uitgever wilde geen Engelse titel, Mijn Generatie was al weggegeven en toen is het Poppioniers geworden. Uiteindelijk is dat een goed woord, het dekt de lading. Live muziek is een miljardenbusiness waarin tienduizenden mensen werken en die zijn allemaal schatplichtig aan een paar mensen die hun nek hebben uitgestoken en het voor eigen risico allemaal hebben ondernomen.”
Stamping Ground (concertfilm Kralingen 1970)
Tom Steenbergen beheert het TopPop-kanaal van YouTube. Hij geeft lezingen met beeld en geluid over Poppioniers:
7 december – 19.00 uur Boekhandel Krings, Brandstraat 23, Sittard
8 december – 15.00 uur Boekhandel De Drvkkery, Markt 51, Middelburg
14 december – 20.00 uur Van Piere, Nieuwe Emmasingel 48, Eindhoven