Het resultaat van een eeuw mediaconsumptie is dat we de angst voor het witte doek hebben ingeruild voor een obsessie met beeldschermen.
Media moet je leren.
Boeken lees je niet vanzelf. Een film is anders dan het echte leven. In een foto van een huis kun je niet wonen.
Mediarepresentaties van de werkelijkheid zijn simulacra, chique woord voor nabootsingen. Het zijn kopieën, niet the real thing. Ze missen altijd iets wat het origineel kenmerkt, een ziel. Op de Albert Cuypstraat in Amsterdam staat een standbeeld van André Hazes. Dat heeft geen last van kou en regen.
Medianabootsingen zijn een abstractie van de werkelijkheid. Herkenbaar, maar wezenlijk anders. Simulacrum en origineel vallen nooit samen, zijn nimmer identiek. Een reproductie van De Nachtwacht biedt wel de craquelé, maar niet de textuur van het schilderij. Frank Lammers speelt Hazes in de musical Hij Gelooft In Mij, maar de kinderen van Hazes zullen hem geen pa noemen.
Nabootsingen van de werkelijkheid zijn altijd een bron van verwarring, zelfs angst geweest. Indianen meenden dat de fotograaf hun ziel stal toen hij hen vastlegde op de gevoelige plaat. In de gothic novel, de griezelroman uit de achttiende eeuw, wemelt het van de dubbelgangers. Ook in de beginjaren van de cinema was het evenbeeld – en variaties daarop, zoals de gespleten persoonlijkheid en verschijningen zonder schaduw of spiegelbeeld – een veel voorkomend thema.
Bezield spiegelbeeld
De opkomst van het medium film valt samen met de elektrificatie van de samenleving. Vergeleken met de impact van nieuwe technologieën als telefoon, radio, gloeilamp, stofzuiger, koelkast, wasmachine en het groeiend belang van massamedia op het dagelijkse leven van honderd jaar geleden is de digitale revolutie van internet, smartphone en big data een briesje.
Cinema, het symbool van de modernisering, verbeeldde letterlijk de verwarring die de razendsnelle veranderingen opriepen. Film moet je leren, zoals bioscoopbezoekers ervaarden toen ze op het witte doek in volle vaart een trein op zich zagen afrijden en verschrikt opsprongen.
In de stomme speelfilm Der Student von Prag (Stellan Rye, 1913) gaat een armlastige student in op het voorstel van een magiër. Die zal de student overladen met goudstukken als hij iets uit diens huis mag meenemen. De arme student stemt in, hij heeft immers niets van waarde. Maar de magiër claimt het spiegelbeeld van de student, die vervolgens door de interventies van zijn dubbelganger te gronde wordt gericht.
De film verbeeldt – net als bijvoorbeeld De Golem (Carl Boese & Paul Wegener, 1920) en Frankenstein (James Whale, 1931) – de premoderne angst voor het simulacrum, de kopie, die als even reëel werd ervaren als het origineel, de mens. Het spiegelbeeld leidt een eigen leven, het is bezield. En neemt het leven van het origineel over.
Trailer Der Student von Prag
Alice stapt door de spiegel
In zijn jeugdjaren was cinema niet onomstreden. Zoals indianen de foto wantrouwden, zo meenden intellectuelen als de Italiaanse schrijver Luigi Pirandello en de Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin dat de schimmen op het witte doek onbekende krachten vertegenwoordigen. Het filmpersonage, de acteur op het witte doek, was geen mens, maar een mediarepresentatie. Hij miste een ziel. En erger, acteurs raakten door hun werk stilaan ontzield. Ze werden lege hulzen. Film en werkelijkheid gingen door elkaar lopen, met desastreus resultaat.
Wie kopie en origineel door elkaar haalt – wie denkt dat het virtuele echt is en het sensuele gemanipuleerde namaak – gaat lijden aan wat de Britse psycholoog en auteur J.G. Ballard in de jaren zestig van de vorige eeuw typeerde als vervreemding. Hij stelde dat modernisme, in de vorm van de mediamaatschappij, leidt tot vervreemding.
De angst voor het spiegelbeeld komt ons in de eenentwintigste eeuw als primitief voor. Wij weten beter, wij hebben film en media leren lezen. Voor de eerste generatie bioscoopgangers was het filmdoek een spiegel waar men, als Alice, doorheen stapte in een vreemde andere werkelijkheid. Het filmdoek van de huidige generatie is het computer- of smartphonescherm. Wij ervaren we de virtuele wereld niet direct als duister.
Trailer Alice Through The Looking Glass
De vierde wand
Zijn we echt zo veel slimmer dan de indianen die door missionarissen werden gepaaid met spiegels en kralen, en meenden dat een foto iemand van zijn ziel berooft? Smartphones en apps zijn de spiegels en kralen van nu en wij hebben niet door dat Silicon Valley onze identiteit rooft.
In de virtuele wereld van de digitale media zijn tijd, afstand en ruimte verdwenen. Dat resulteert in groeiende verwarring over authenticiteit. Niet iedereen kan het onderscheid maken tussen virtueel en reëel, tussen fictie en feit; niet iedereen is zich bewust van ‘de vierde wand’. Het verklaart de opkomst van nepnieuws en het geloof in ‘alternatieve feiten’. Men is vervreemd van de werkelijkheid. En bijgevolg van zichzelf.
In onze van media doordrenkte – je kunt zeggen: oververzadigde – samenleving zijn de geregisseerde namaakwerkelijkheid en wereld van baksteen en bloed dusdanig verweven dat vervreemding de ‘natuurlijke’ staat van zijn is geworden, de default stand. Met als resultaat dat de ziel is zoekgeraakt. Pirandello en Ballard hadden het scherp gezien. De moderne mens leeft in een waanwereld.
Het resultaat van een eeuw mediaconsumptie is dat we de angst voor het witte doek hebben ingeruild voor een obsessie met beeldschermen. Nep is het nieuwe echt.