De wereld wordt steeds rijker aan data, maar armer aan informatie. Wie blind vertrouwt op data wordt niets wijzer. Eerder dommer.
We zijn als hoarders, we komen om in data. Nu we de middelen hebben om alles te meten en vast te leggen, kunnen we het niet laten om elke bit van het digitale universum te registreren en op te slaan voor later gebruik. Welk gebruik, wat precies en waarom, dat weten we nog niet. Of op zijn best weten we dat vaag. Dat doel gaan we later nog eens nader formuleren. Maar hark al die data eerst binnen, dan kunnen we erover beschikken. Want je weet maar nooit.
We zijn data-hoarders geworden. We verstikken bijna in silo’s vol ongeordende data. Het heeft iets van een verslaving.
In de fysieke wereld vormen hoarders, mensen die werkelijk alles bewaren, een risico. Gemeentemedewerkers komen de dichtgegroeide huizen van hoarders uitruimen, want het is er niet pluis. Overlast van stank en ongedierte. Kans op kwalijke ziektes. Om over de kwaliteit van leven van de hoarders in hun volkomen dichtgegroeide woning nog maar te zwijgen.
Opgeruimd
Amerikaanse wetenschappers schatten dat 2 tot 5 procent van de bevolking als hoarder kan worden aangemerkt. Dat is een opvallend hoog percentage – ter vergelijk: 1 procent heeft last van paniekaanvallen, zo’n 2 procent lijdt aan dwangmatige aandoeningen – en toch wordt hoarding nog maar kort onderkent als stoornis. Merkwaardig voor een verschijnsel dat verre van zeldzaam is. Misschien juist omdat het geen uitzondering is, valt de pathologie van het gedrag niet op. Je merkt het pas wanneer de omgeving er last van krijgt.
Je gaat er niet dood aan, maar het raakt direct de kwaliteit van het leven. Hoarders zijn geen gelukkige mensen. Ze zijn niet, vergeef me de woordgrap, opgeruimd.
Die dubbelzinnigheid van het woord ‘opgeruimd’ geeft al aan dat we een relatie ervaren tussen orde en welzijn. Je bent opgeruimd, vrolijk, als je niets aan je kop hebt. Dat moet te denken geven over onze dataverzamelwoede. Er schuilt iets pathologisch in, iets wat psychologen als dwangmatig gedrag bestempelen. Noem het: gekte.
Emotionele, intrinsieke en functionele waarde
Worden we gelukkiger van al die verzamelde data? Zijn we meer opgeruimd als we dagelijks gaan pootje baden in de oceaan aan data die ons omringt? De vergelijking met water is op zijn plaats, want water is nodig voor leven en we zijn data als noodzaak voor ons bestaan gaan beschouwen.
Hoarders gooien niks weg, omdat ze aan alles wat ze bewaren – en dat is dus alles – een emotionele waarde toekennen. Waar anderen afval zien, ervaren zij objecten met een emotionele waarde. Of een intrinsieke waarde: het object – wat van alles kan zijn, van een versleten schoen tot een boomtak – heeft waarde als object an sich. Mogelijk kan het bewaarde item op een dag nog een keer van pas komen en zo stapelen de plastic zakken en de oude kranten zich op.
Hoarding als geestelijk gezondheidsprobleem
Lange tijd werd gedacht dat hoarding een vorm van compulsief-obsessief (dwangmatig) gedrag was. Nader onderzoek wijst echter uit dat er een relatie is met depressiviteit, angsstoornis en ADD (attention deficit disorder), de ‘milde’ of ‘introverte’ vorm van ADHD.
Wat zegt dat over ons als blinde verzamelaars van data? Zou het kunnen zijn dat de digitale technologie ons gedrag beïnvloedt op een manier die psycholgen typeren als geestesziek ? Maakt technologie ons een beetje gek of gekker?
Verkruimelde concentratie
Feit is dat angst en paranoia meer prominent in onze levens aanwezig zijn dan twintig jaar geleden. Daar zijn uit de losse pols redenen voor aan te geven: wereldwijd terrorisme, economische onzekerheid, ongewisse gevoelens over identiteit en status, het verdampen van solidariteit en het versplinteren (atomiseren) van de samenleving. Dat geeft een onrustig gevoel en met onzekerheid komt angst.
Voeg daarbij het verkruimelen van de concentratie, door een niet aflatende stroom van (digitale) mediaprikkels, en het profiel van de hoarder doemt op. Het is niet de schuld van de digitale technologie dat we ons steeds ziekelijker zijn gaan gedragen, maar het draagt er wel in belangrijke mate toe bij. Digitale media verspreiden nieuws over aanslagen en onthoofdingen sneller, breder en indringender dan de analoge media, mede door zelfcensuur. ooit deden.
Schaakbord
De belangrijkste reden om je achter de oren te krabben bij het ongefilterd binnen harken en opslaan van data is echter zowel filosofisch als praktisch van aard: je wordt er niet wijzer van. Eerder minder wijs. Zeg maar gewoon: dommer.
Data betekenen helemaal niets, het zijn data. Concreet (getallen) en abstract (vormloos, zonder betekenis) tegelijk. Data gaan pas iets betekenen wanneer ze worden geordend en geïnterpreteerd. Slechts wanneer data in context worden geplaatst en gekoppeld aan andere data (of informatie) krijgen ze betekenis en ontstaat er informatie.
Wat is het verschil tussen data, informatie en kennis?
Zie data als schaakstukken; pionnen, paarden en lopers. Die gaan pas iets betekenen wanneer je ze op het schaakbord (de context) plaats. Slechts dan worden ze informatie. Pas dan kun je ze functioneel gebruiken. Niet eerder. Zonder schaakbord zijn de stukken betekenisloze objecten, rommel.
Data-rijk, informatie-arm
Hoarding blijkt een chronisch probleem dat lastig is af te leren. Schreeuwen, schelden of inspelen op mogelijke schaamtegevoelens helpt niet – opeens moet ik aan de financiële elite denken – en laat de hoarder koud.
Wat in sommige gevallen wel helpt is het besef dat het gedrag van de hoarder anderen benadeelt. Dat inzicht kan leiden tot inkeer. Maar ook na behandeling vallen veel hoarders, net als drugsverslaafden en manisch depressieven, terug in de oude gewoonte.
In onze hang naar ordening en regie creëren we een gigantische datazooi. Het is nog niet zover dat we dataslurpers moeten gaan behandelen met cognitieve gedragstherapie. Maar raar is die gedachte niet, want we lopen het risico te worden als de hoarder: ziekelijk rijk aan data, doch arm aan informatie. Dat is pas dom.
Inside hoarding: Cleaning up for love
Lees meer