Filmmuziek voor het onderbewustzijn. Met Moon Safari zetten Jean-Benoît Dunckel en Nicolas Godin, te samen AIR, Frankrijk op de kaart. En lounge.
Het woord lounge was in 1998 nog niet in zwang, toen Moon Safari in januari van dat jaar naar de winkel werd verscheept. Maar de muziek – elegant en sexy, melodieus en dromerig; een futuristische retrosound van vocoderstemmen, elektrische piano’s en analoge modulaire synthesizers – opende veel mensen de oren voor easy listing 21st century style. Alsof Mantovani en muzak opeens het toppunt van cool waren.
Een kleine aardverschuiving in de beleving van muziek, want: grotendeels instrumentaal, gekleurd door electronica en new wave, eerder abstact dan herkenbaar als liedje. En uit Frankrijk, bovendien. Wat ook weer niet zo vreemd is, want echte vernieuwing komt doorgaans niet van het machtscentrum, maar uit de marge. En Frankrijk was in 1998 qua popmuziek marge. (Net zoals Wenen, waar Kruder & Dorfmeister een andere hoeksteen van de lounge legden.)
Bèta’s met creatief talent
Revolutionairen kun je Jean-Benoît Dunckel en Nicolas Godin niet noemen. Keurige middleclass jongens uit Versailles, beta’s met creatief talent. Dunckel studeerde wiskunde; Godin architectuur, hij is de soulboy van de twee. Dunckel luistert naar elektronische muziek en new wave. En Ravel. Het is aan de muziek van AIR – wat overigens staat voor Amour (liefde), Imagination (verbeelding) en Rêve (droom) – af te horen. Alles draait om sfeer. Het is impressionisme in een elektronische jas.
Voor Jean-Benoît Dunckel (links op de hoes van Moon Safari) is muziek de interface tussen onze wereld en het paradijs. Dit is wat hem drijft: “Als er een hemel bestaat, is daar ook muziek te horen en die muziek moeten we vinden.” Moon Safari is de tomtom van het firmament, de routekaart naar het bovenaardse.
Hij zegt het achteloos, bijna verveeld, alsof hij zijn werkdag beschrijft. “Ik weet niet wat goed of slecht is in muziek. Het is zonde van je energie om over smaak te praten. Hoe je iets hoort, hangt niet alleen af van de muziek waar je naar luistert, maar ook van de mode van de dag, de situatie, de context.” Wel, benadrukt hij, hebben ze een eigen perspectief op muziek . Ze proberen niet een bestaand voorbeeld na te bootsen.
En dat is precies de charme van hun eerste singles, in 1997 verzameld op het mini-album Premiers Symptômes. Het is muziek van twee outsiders die, in afzondering van de buitenwereld en de muzikale modes, opgaan in hun eigen klankfantasieën. Je hoort Burt Bacharach, je hoort Maurice Ravel, je hoort Lee Perry en je hoort Brian Eno in een mengvorm die je nooit eerder hoorde. Presto, AIR.
Premiers Symptômes
Die vroege schetsen vormen de voorstudie voor Moon Safari. In Ce Matin Là herkennen we het thema van Les Professionels. De coda van dat nummer horen we terug als All I Need, het door Beth Hirsch gezongen nummer van Moon Safari.
Het is filmmuziek voor het onderbewustzijn, voor dromen en fantasmes die borrelen onder het besef van het hier en nu. En door de twee bèta’s met artistieke aspiraties uit Versailles naar de oppervlakte worden gehaald. Ze maken een soort popsoundtrackmuziek, meent Dunckel.
“Het woord pop kan worden uitgelegd als muziek voor de massa en ik denk dat onze muziek toegankelijk en voor de massa is. Op onze platen hebben we popsongs tussen soundtracknummers door staan. De soundtracknummers zijn ook een beetje als songs, want ze zijn toegankelijk. Dat is onze stijl.”
Mathematische ervaring
Voor de buitenwacht is het duidelijk: AIR heeft veel naar Pink Floyd geluisterd, dat hoor je aan hun muziek. Maar dat is een vergissing, want naar Pink Floyd luisteren ze niet, stelt Dunckel. Wel naar klassieke muziek, hij noemt Johann Sebastian Bach, Maurice Ravel, Claude Debussy. Jaren na Moon Safari hebben ze ook twintigste-eeuwse componisten als Philip Glass, Stockhausen, Messiaen en Boulez ontdekt.
“We waren ook een beetje geïnspireerd door de groep Japan en de artiest Ryuichi Sakamoto,” zegt Dunckel. “En we hebben geluisterd naar Brian Eno. Al die mensen hebben een nieuwe, andere manier van naar muziek luisteren mogelijk gemaakt en dat bevalt ons. Dat heeft ons ook geïnspireerd. Soms kun je dat in onze muziek terughoren, zoals op Night Sight.” Dat is het slotnummer van hun album Pocket Symphony, uit 2007. “Het bevat een patroon dat niet precies op de tel valt, dus het verschuift steeds. Dat is een soort mathematische ervaring, hahaha.”
Night Sight
Night Sight hint op de ambient-kant die er ook aan de muziek van AIR zit—Dunckel noemde Brian Eno al. Dat deel van hun muzikale universum konden ze volop verkennen toen het Palais des Beaux-Arts de Lille, een van de grootste musea van Frankrijk, hen vroeg om muziek te schrijven voor een ‘open huis’ project.
Het resultaat is elektronische muziek die schemert aan de rand van het bewustzijn, precies zoals Brian Eno het zich met zijn Music For Airports heeft voorgesteld. In 2014 werd de muziek in doorzichtig vinyl geperst, in een oplage van 1000 stuks. De dubbelelpee Music For Museum is alleen nog antiquarisch te vinden, hij doet al snel 150 euro.
Music For Museum
Met Moon Safari definieerden Dunckel en Godin het geluid van AIR – die merkwaardige mengeling van futurisme en retro, het geluid van een toekomst zoals we ons die vijftig jaar terug voorstelden – en dat debuutalbum hebben ze eigenlijk nooit meer overtroffen. Na Pocket Symphony maakten ze nog platen waarop één ingrediënt van het AIR-geluid centraal staat, zoals Love 2 (2009) met zijn new wave en de electronica van Music For Museum. De langspeler Le Voyage Dans La Lune (2012) is bedoeld als alternatieve soundtrack bij de gelijknamige sciencefictionfilm van filmpionier Georges Méliès.
Maar het vuur van het ontdekken en creëren van hun eigen muzikale universum, van het programmeren van de tomtom naar de hemel, lijkt te zijn geluwd. Laten we Dunckel een beetje plagen. De beste muziek is gemaakt tussen 1965 en 1975, zeggen we tegen hem.
Zijn reactie: “Wellicht, ja. Het was een erg rijke tijd, het begin van de popmuziek zoals we die nu kennen. De mensen stonden in vuur en vlam. Er gebeurde zoveel goeie dingen op hetzelfde moment. Groepen waren veel productiever dan nu, kwamen vaak met meer dan één album per jaar. Ik denk dat je gelijk hebt.”
Luchtig
Als hij zo goed tegen kietelen kan, durven we deze ook wel aan: Franse popmuziek is een grap. Ah, daar is hij het helemaal mee eens, maar niet zoals we het bedoelen.
“Franse popmuziek is vaak luchtig.” Nee, hij maakt geen woordgrap. Of toch wel? “We houden ervan om humor in onze muziek te stoppen en er zitten ook vaak woordgrappen in onze teksten. Franse muziek kwam op eind jaren zeventig, begin jaren tachtig, in het discotijdperk. Franse producers waren goed in disco, ze konden dat warme geluid produceren. Er is een Franse disco sound, we kunnen feesten.
“Veel elektronische muziek uit Frankrijk volgt dat patroon en heeft die warme sfeer, die menselijkheid. Er zijn weliswaar weinig dansclubs in Frankrijk, maar Franse dj’s draaien over de hele planeet en er zit altijd iets warms in hun geluid. Ik heb geen idee waarom dat is. Muziek uit Duitsland of Scandinavië is erg gestyleerd, maar misschien een beetje koel. Muziek uit Frankrijk en Italië daarentegen is warmer.
“Misschien is ‘t het klimaat, zou kunnen. We menen ook dat muziek de omgang van jongens en meisjes kan helpen. Er zit een duidelijke liefde voor vrouwen in onze muziek. Dat voelt het publiek. Dat maakt de muziek sexy.”
Zijn het geen schatten?