Muziek als tijdreis: hoe technologie ons verandert

Technologie verandert de wereld en wij veranderen mee. De geschiedenis van de populaire muziek in de twintigste eeuw illustreert dat principe.

De Western Electric 600A uit de jaren twintig was de eerste professionele microfoon. Hij maakte het mogelijk om spraak en zang te versterken, waardoor de menselijke stem kon uitkomen boven het volume van het orkest of het rumoer van het publiek in het theater. In 1925 waren zangers versiering van orkesten, intermezzo’s bij het instrumentale vertier (de Paul Whiteman-clip hieronder is illustratief). Tien jaar later waren zangers idolen, het orkest hun begeleiders. Bing Crosby en Frank Sinatra zijn het archetype van het popidool.

De Magnetophon, in 1935 gepresenteerd door de Duitse firma AEG, was de eerste bandrecorder. Voor die tijd werd muziek in de opnamestudio live ingespeeld op een wasrol: de weergave van een performance. Mitch Miller was de eerste producer die begreep dat er met de bandrecorder meer mogelijk was dan het vastleggen van een muziekuitvoering. Hij gebruikte studioeffecten, zoals echo. Zijn eerste echokamer was een toilet. Dankzij de bandrecorder werd muziek meer dan een performance. Het werd een geluidsconstructie, geschapen via technologie. Muziek werd, zou je kunnen zeggen, autonoom.

De microfoon bevrijdde de zanger, zoals geluidsversterking de gitarist – tot dat moment een bescheiden begeleider, nauwelijks hoorbaar tussen blazers en drums – voor het voetlicht plaatste. De gitarist werd een rockgod. Synthesizers, samplers en software maakten een compleet nieuw muzikaal universum mogelijk, dat van de elektronische muziek. Allemaal dankzij technologie.

 

Paul Whiteman Orchestra met Bing Crosby – Ol’ Man River (1928)

 

Jeugdrevolutie

Niet alleen de muzikant, ook de luisteraar zag door technologie zijn wereld groter worden. De transistor, uitgevonden in 1947, maakte draagbare radio’s mogelijk. De transistor radio faciliteerde de jeugdrevolutie van de jaren vijftig (Amerika) en zestig (Europa). Tieners zaten niet langer vast aan het radiomeubel van pa en ma. Met de transistor radio creëerden ze letterlijk en figuurlijk hun eigen ruimte. In het zwembad, aan het strand, in het park, op straat kwamen ze bij elkaar, met tienermuziek uit de transistor radio als soundtrack.

De Walkman, in 1979 in Japan geïntroduceerd, maakte van de muziekliefhebber een deejay. De draagbare taperecorder stelde de luisteraar in staat om zijn eigen muziekmenu de deur uit te nemen, de paden op, de lanen in. Hij kon zijn privéwereld verplaatsen naar de openbare ruimte.

De iPod uit 2001, de draagbare digitale variant van de jukebox, is een gelikt staaltje technologie, maar qua impact op de beleving van de luisteraar klein bier vergeleken met de transistor radio en de Walkman. Dan is Spotify toch een stuk revolutionairder: alle muziek ooit opgenomen met één klik te horen. En dankzij wifi: altijd en overal.

 

Jeugdcultuur in Parijs (1963)

 

Glijmiddel

Ongemerkt zijn we in de vorige alinea’s van de muziekbeleving van de luisteraar (tegenwoordig: consument) overgegaan naar de distributie van muziek. Niet zo raar, want die twee zijn nauw verbonden en lopen door elkaar; buiten de concertzaal verloopt  muziekbeleving via media.

Video Killed The Radio Star zongen The Buggles in het najaar van 1979 en het was de eerste videoclip die MTV, gestart op 1 augustus 1981, uitzond. Muziek was niet langer geluid, het was beeld én geluid. De nieuwe distributievorm maakte muziek ondergeschikt aan het beeld. Imago werd belangrijker dan performance of productie. Mensen gingen luisteren met hun ogen.

 

The Buggles – Video Killed The Radio Star

 

Tijdens de jeugdrevolutie van de jaren vijftig en zestig was muziek de verbindende factor geweest, de lijm die de jonge generatie bijeen hield, hun idealen verklankte. Die rol van muziek was na MTV uitgespeeld. In het digitale tijdperk is muziek ondergeschikt aan technologie, de geluidskwaliteit van digitale bestanden is vaak inferieur. Anno nu  is muziek een lifestyle product dat net zo makkelijk wordt verwisseld als een t-shirt; een glijmiddel om producten te verkopen, via sponsoring van populaire artiesten en commercials met herkenbare tunes op de geluidsband.

In de jaren zeventig kon je nog volhouden: toon me je platenkast en ik zeg wie je bent. ‘Mag ik nu even op je playlist gluren’ zal je minder helpen om tijdens het daten de bimbo’s te filteren. Die rol is over genomen door Facebook: vertel me wie je vrienden zijn en ik zeg wie je bent.

Tijdreizen

De technologie is de afgelopen honderd jaar ingrijpend veranderd en muziek – en de muziekbeleving – is mee veranderd. Maar het belangrijkste is hoe wij zijn veranderd. Het is geleidelijk gegaan, het is subtiel, maar het is ook verstrekkend. Ik bedoel dit.

Voor de uitvinding van de grammofoonplaat zat muziek vast aan het hier en nu, net zoals ballet, opera en theater. Het was een vertolking, een uitvoering, een performance. Uitvoering klaar, muziek weg. Voor altijd. De muziek bestond maar voor even, tijdens de voorstelling.

Dat heeft opnametechnologie radicaal veranderd. Via muziek maken we tijdreizen. Nu luister je op maandagavond 13 maart 2017 naar een uitvoering van de eerste symfonie van Mahler door het Koninklijk Concertgebouworkest gespeeld op 25 december 1977. Of je hoort waartoe studioalchemie The Beatles in februari 1967 bracht: Strawberry Fields Forever. We doen het dagelijks. En we vinden het normaal. Dat is het natuurlijk niet. Het is surrealistisch.

 

The Beatles – Strawberry Fields Forever

 

Dat we het normaal vinden, betekent dat ons idee van hier en nu dankzij technologie drastisch is vergroot. We kunnen kennelijk goed leven met een hier en nu dat is aangevuld met allerlei virtuele of denkbeeldige – niet bestaande, dankzij media gerepresenteerde – hier en nu’s. We slaan er niet op tilt van. We hebben niet het idee dat we spoken zien of geesten horen. Dat is een wonderlijke kwaliteit van ons brein. Het is los geraakt van het feitelijke hier en nu. We zijn, zou je kunnen zeggen, een stukje autonomer geworden.

Maar het gaat niet altijd goed. Er zijn grenzen aan de spons die ons bewustzijn is, dat mozaïek van feitelijke en denkbeeldige werkelijkheden. We kunnen veel ballen tegelijk in de lucht houden, maar niet oneindig veel. Dus als je iemand op straat of in de sociale media wartaal hoort uitslaan, weet je waar dat aan ligt. Er lopen te veel hier en nu’s door elkaar. Daar helpt geen muziek tegen.

Soms is één hier en nu genoeg.

 

Hoe technologie ons verandert

 

 

Geef als eerste reactie