De rol van statistiek in het dagelijks leven en hoe dit historisch gezien ontstaan is. Kunnen we de abstracte rol van cijfers toepassen op mensen? En zijn afwijkingen van het gemiddelde fout? Of juist goed? Is tellen vertellen?
Lijstjes vinden we allemaal leuk. Statistiek helpt om grip te krijgen op de grillige werkelijkheid, om de chaos een beetje te temmen. Neem het voetbal: voorheen wisten we aan het eind van het seizoen dat spits A de meeste ballen tegen het net had getrapt en gekopt, en dat ploeg B de minste tegengoals had gekregen. Nu weten de tijdens de wedstrijd al hoeveel balbezit elke ploeg heeft, hoeveel passes er zijn verstuurd en welk percentage daarvan is aangekomen, en hoeveel meters iedere speler heeft gelopen. Aan de uitslag van de wedstrijd verandert dat niets, wel aan de beleving. Hoewel? Wat worden we beter van al die cijfers en getallen? Wat doet statistiek met ons?
Wat wij doen met statistiek is ook niet altijd duidelijk. We meten ons een slag in de rondte, geholpen door een batterij aan digitale apparaten. Ze produceren een brij aan getallen en om daar chocola van te kunnen maken ordenen we die in een spreadsheet, wel zo overzichtelijk. Handig hulpmiddel om – ja, wat eigenlijk? Om vervelende verrassingen voor te zijn, maar in ons enthousiasme hebben we het middel tot doel verheven, de wagen gepromoveerd tot paard. Vervolgens staan we stil, of draaien rondjes op dezelfde plek. Want: balbezit is niet hetzelfde als de uitslag van de wedstrijd. Soms wint de ploeg die het minst aan de bal is. Daar had het spreadsheet niet in voorzien. Statistiek heeft geen voorspellende waarde.
Adolphe Quételet
Statistiek is een beroerde raadgever bij het maken van plannen, bij het uitlijnen van de toekomst. Daar is statistiek ook helemaal niet voor bedoeld. En toch gebruiken we het spreadsheet om onze wereld zo optimaal mogelijk in te richten. Alsof we met een schroevendraaier onze boterhammen smeren, of in de spiegel blikken om te kijken hoe we er volgend jaar uitzien. Dat is het spreadsheet als chatechismus van het maakbaarheidsgeloof, als dogma van de beheersbaarheid, als fetisj van de controlefreak. Dat is de wagen die zich paard waant. Geef hem een klontje, met lsd.
Dat we getallen gebruiken om mensen in vakjes te plaatsen hebben we te danken aan de Belgische wiskundige en socioloog Adolphe Quételet (1796-1874). Opgeleid als astronoom – Quételet was de oprichter van het Brusselse Observatorium – had hij in Parijs geleerd over statistiek, van oorsprong een door Franse sterrekundigen ontwikkelde methode om meetresultaten te corrigeren voor meetfouten. Quételet deed vervolgens iets revolutionairs: hij paste statistiek niet alleen toe op meetgegevens, maar ook op mensen, op gedrag. De gevolgen daarvan merken we dagelijks.
Magisch denken
Door een rekenmethode die was bedoeld voor de abstracte wereld van cijfers toe te passen op mensen, fysieke wezens van vlees en bloed, van emoties en vrije wil, legde Quételet het fundament voor de ideologie van de maakbare samenleving. Die maatschappij zag hij als een verzameling meetgegevens, een dataset. Een statistische eigenschap van een dataset, elke dataset, is dat extremen elkaar uitmiddelen. In de visie van Quételet, een statisticus ten slotte, waren afwijkingen van het gemiddelde een fout. Het gemiddelde vertegenwoordigde voor hem de perfectie en hoe dichter bij het midden, hoe beter de mens. De ideale burger was de gemiddelde burger. In zijn woorden: “De gemiddelde mens vertegenwoordigt op hetzelfde moment alle grootheid, schoonheid en goedheid van zijn soort.”
Uniformiteit als wensdoel – het is magisch denken vermomd als wetenschap, ethiek verward met statistiek. Waar komen nieuwe ideeën vandaan? Wie zorgen er voor innovatie en vooruitgang? Was Nikola Tesla, uitvinder van de wisselstroom en nog veel meer, gemiddeld? Was Alan Turing, uitvinder van de computer, gemiddeld? Het krankzinnige is dat Quételets ideeën met applaus werden ontvangen en alom navolging kregen. Anderhalve eeuw later heeft Quételets nageboorte de macht gegrepen. We kennen hem als de manager. Hij zwaait met zijn spreadsheet en is bang voor alles wat daar niet in past. Wat afwijkt van het gemiddelde.
Het spreadsheet ordent details, maar het vertelt geen verhaal. Het spreadsheet levert het materiaal voor een verhaal. Tellen is niet vertellen. Vertel het de manager. Voor hij zich vertelt.
Het verhaal via getallen, verteld door Hans Rosling: The joy of statistics (BBC Four)