Filmgeweld: door de kogels zie je de film niet meer

Filmgeweld komt in verschillende gedaantes. Naast onschuldig vermaak is er de betovering van het gestileerde realistische geweld.

Om kwart over negen in de ochtend van 28 februari 1997 stapten twee zwaarbewapende overvallers, Larry Phillips Jr. en Emil Mătăsăreanu, de Bank of America aan de Laurel Canyon Boulevard in Noord Hollywood binnen. Ze droegen zelfgemaakte bepantsering en hadden meer dan drieduizend stuks ammunitie klaar liggen in de koffer van hun vluchtauto.

Toen ze acht minuten later buiten kwamen stond de politie te wachten. Er volgde een vuurgevecht van drie kwartier waarvan een flink deel door de lokale televisie live werd uitgezonden. Overvallers en politie – uiteindelijk ruim driehonderd man sterk, inclusief SWAT-team – vuurden meer dan tweeduizend kogels af. Twaalf agenten en acht burgers raakten gewond, beide overvallers werden gedood.

Het heftigste vuurgevecht uit de geschiedenis van de Amerikaanse politie is bekend geworden als de North Hollywood Shoot Out. Het was de directe aanleiding om (semi)automatische vuurwapens toe te voegen aan de standaarduitrusting van de politie in heel Amerika, niet alleen Los Angeles.

Onderzoek wees uit dat de overvallers zich hadden laten inspireren door Heat, de film van Michael Mann uit 1995. In het huis van Phillips werd een videoband van de film aangetroffen.

Het vuurgevecht vormde de inspiratie voor de laatste aflevering van seizoen 1996-1997 van de politieserie High Incident. Op 1 juni 2003 zond tv-kanaal FX de tv-film 44 Minutes uit, een gedramatiseerde weergave van het voorval. Dit jaar draaide ook in Nederland de speelfilm 211, met Nicolas Cage als politieagent, die is gebaseerd op de North Hollywood Shoot Out.

Heat als instructiefilm

Niet in de Nederlandse bioscoop te zien geweest is Hold The Dark, de meest recente film van Jeremy Saulnier (wiens Blue Ruin in 2014 wél in Nederland draaide). Het is een soort eigentijdse acid western, gesitueerd in Alaska, met indianen, oorlogsveteranen, sjamanisme en geweld. Heel veel geweld. Excesssief, extreem geweld. Het vuurgevecht tussen een indiaan en de lokale politie overtreft Heat in bruutheid en intensiteit. De North Hollywood Shoot Out heeft school gemaakt.

Geweld op het filmdoek en geweld op het televisiescherm hebben een complexe relatie met de werkelijkheid. De North Hollywood Shoot Out, het historische voorval, was live op de televisie te zien. Het nagespeelde voorval, 44 Minutes, eveneens. Dat werkt verwarrend. Wat is echt en wat is nep?

 

Shoot out Heat (1995)

 

J.G. Ballard, de Engelse auteur van speculatieve romans, constateerde in de jaren zestig dat een samenleving die is doordrenkt van media gaandeweg verleert om het contrast tussen authentiek en nabootsing te ervaren. Het resulteert in een toestand van psychose waarin het mediabeeld als waar wordt beleefd. Je zou het cognitieve dissociatie kunnen noemen: zintuigelijke ervaring en beleving zijn ontkoppeld. Het is een roes. Media als drug.

Op televisie en in de bioscoop – en op het scherm van laptop en smartphone – wordt feit fictie en fictie feit; het onderscheid vervaagt. Ze zijn even echt of onecht. Van de werkelijkheid wordt een media-uiting gemaakt en media creëren een nieuwe realiteit. Werkelijkheid en mediarepresentatie wisselen ongemerkt van plaats. En wee degene die het verschil tussen waan en werkelijkheid niet meer beseft. Zouden de bankovervallers in Hollywood Heat heus als instructiefilm hebben bekeken?

Gestileerd filmgeweld

Anders dan de schietgrage bankovervallers ziet de Noorse regisseur Erik Poppe scherp het verschil tussen realiteit en mediarepresentatie. En benut dat onderscheid om een punt te  maken. Hij gebruik de mediawerkelijkheid van het filmdoek om de bioscoopbezoeker duidelijk te maken hoe het voelt om in werkelijkheid slachtoffer te zijn van geweld.

Zijn speelfilm Utøya 22. Juli toont in real time de moordaanslag op een groep Noorse scholieren van 22 juli 2011, gezien door de ogen van een overlevende. Poppe zet waar gebeurd geweld in om het publiek wakker te schudden. Zijn boodschap: zo ziet geweld er uit als je midden in een aanslag zit, dit is hoe het werkelijk is.

“Onze westerse cultuur is zo doordrongen van geweld dat we er bijna immuun voor zijn geworden”, stelt Poppe. “We reageren er nauwelijks meer op. We stellen er ons geen vragen meer bij.” Hij benadrukt dat geweld zoals dat wordt getoond in films anders is dan geweld er in werkelijkheid uitziet. Het wordt esthetisch voorgesteld, ontdaan van zijn rauwste kanten. Het is gladgestreken, gestileerd.

In de bioscoop introduceerde Sam Peckinpah het gestileerde geweld, geweld als filmballet, met zijn western The Wild Bunch (1969). Tijdens de mislukte bankoverval waarmee de film opent, spat het bloed op wanneer de kogels inslaan in hoofden en ledematen; slow-motion esthetiseert het geweld, maakt het hallucinant. Het geweld is spektakel geworden, met als klapstuk de shoot-out tussen cowboy met Gatling gun en leger huurlingen van een Mexicaanse bandiet. De lang gerekte scène heeft iets orgiastisch, geweld als porno. Het is lekker gemaakt.

Peckinpah’s gestileerde filmgeweld werd in 1969 ervaren als revolutionair. Inmiddels is de kijker blasé geworden van alle agressie die hem sindsdien op het filmdoek is voorgeschoteld. Gratuit geweld is spektakel, geen drama. De kijker is niet betrokken.

Peckinpah versus Hawks

Sam Peckinpah combineert in Straw Dogs (1971) geweld met die andere evergreen uit het beginnershandboek voor sensatie, seks. Hij toonde als eerste een verkrachting openlijk op het filmdoek. Zinneprikkelend is de scène niet bepaald, eerder weerzinwekkend. Vrijwel op hetzelfde moment verscheen A Clockwork Orange (Stanley Kubrick, 1971) in de bioscoop. Ook daarin is sprake van (zinloos) geweld, moord en verkrachting.

Op verzoek van Kubrick trok de distributeur de film in 1973 terug, nadat de regisseur en zijn familie waren bedreigd. A Clockwork Orange werd in Engeland in verband gebracht met recente moordzaken en verkrachtingen die deels zouden zijn geïnspireerd door de verfilming van Anthony Burgess’ roman. Pas na de dood Kubrick in 1999 kwam de film via bioscoop, televisie en dvd weer beschikbaar voor de Britse kijker.

Kubrick, en veel filmcritici met hem, was van mening dat kunst het leven volgt en niet andersom. Wetenschappers zijn, na jaren van onderzoek en debat, tot een vergelijkbare conclusie gekomen: het zien van geweld zet niet aan tot geweld. Zo’n discussie is minder gevoerd over seksueel geweld in film. Dat laat zich moeilijker stileren.

Haaks op de opvatting van Peckinpah over filmgeweld staat de visie van een andere Hollywood-regisseur, Howard Hawks. In diens westerns – Red River (1948), Rio Bravo (1959), Rio Lobo (1970) – is het geweld plots, bruut en voorbij eer het is begonnen. Zo ziet geweld er in werkelijkheid uit, meende Hawks, die een afkeer had van onnodig geweld op het filmdoek. Hij staat voor realistisch filmgeweld.

Het is niet moeilijk om te constateren welke van die twee opvatingen school heeft gemaakt. Quentin Tarantino is de kampioen van het compleet over the top, groteske filmgeweld. Kill Bill is een ballet van bloed, een symfonie van schokkend geweld. Tarantino’s gestileerde geweld is een cartoon. Het is zo onrealistisch dat je er onmogelijk in kunt geloven. Door zijn overdrijving zingt het geweld zich los van de werkelijkheid en wordt aldus onschuldig. In de handen van Tarantino is geweld vermaak geworden.

 

Shoot out The Wild Bunch (1969)

 

Valeska Grisebach, de regisseur van Western: “Het is in de mode om verhalen te vertellen via geweld. Het is interessant dat men woorden als ballet en symfonie gebruikt in connectie met geweld. Ik kijk liever naar films die geen geweld nodig hebben om hun verhaal te vertellen. Ik wil niet zeggen dat het verboden zou moeten zijn om geweld te tonen in films. Film heeft zijn eigen redenen om geweld te laten zien; soms is het karikaturaal en refereert het aan de behoefte van het publiek aan geweld. Een regisseur als Haneke laat niet zoveel geweld zien, maar creëert daarentegen veel psychologisch geweld.”

Awe, geen shock

Quentin Tarantino heeft zelf ook school gemaakt en een reeks klonen geïnspireerd, zijn kompaan Robert Rodriguez voorop. Die heeft het cartooneske aspect van Tarantino’s filmgeweld letterlijk genomen en uitgewerkt in de op een strip gebaseerde Sin City (2005) en het vervolg Sin City: A Dame to Kill For (2014).

De Engelse regisseur Ben Wheatly, wiens Kill List (2011) en High-Rise (2015) niet vies zijn van een portie aan horror grenzend geweld, heeft met Free Fire (2016) het cartoongeweld tot zijn grenzen opgerekt. De film offert personages en plot op aan het spektakel, geweld als vermaak. De film is weinig meer dan één lange shoot-out. Door de kogels kun je de film niet meer zien.

De Nederlandse regisseur Victor D. Ponten is niet per se tegen geweld in films, maar vindt het vaak overbodig. Hij heeft bewust geweld en wapens geweerd uit Catacombe, zijn film over een profvoetballer die verstrikt raakt in het warnet van de matchfixing. “Er is een enorme druk op het personage, maar het is allemaal psychologie.”

De superheldenfilm is bij uitstek het genre dat geweld als spektakel biedt. De films kunnen Ponten maar matig boeien, omdat het geweld in die films “nooit impact op het lichaam heeft”. Het is geweld zonder consequenties, met in de laatste akte steevast een duel annex veldslag waarbij complete steden in puin worden gelegd, shock and awe. Ponten nuanceert dat: “Het is alleen maar awe, geen shock.”

Voor een gangsterfilm zitten er opmerkelijk weinig wapens in The Godfather. “Maar is die film minder gewelddadig of spannend? Nee, het is allemaal psychologie”, stelt Ponten. Hij noemt Wolf (2013), de film van zijn vriend en collega Jim Taihuttu, als voorbeeld van een film uit de school van Howard Hawks. “Het geweld in die film is zo voorbij, als je even niet oplet heb je het gemist. Zo is het in het echte leven ook.”

Gestileerd realistisch filmgeweld

Er is een derde categorie filmgeweld naast het gestileerde geweld van Sam Peckinpah en het realistische geweld van Howard Hawks: het gestileerde realistische geweld van Heat. Victor D. Ponten herkent dat bij de Deense regisseur Nicolas Winding Refn, de man van Drive (2011) en The Neon Demon (2016). “Die doet het allebei. Hij stileert het geweld, maar houdt het ook realistisch.”

Ponten meent dat er twee scholen van filmmaken zijn, die van het drama en het spektakel. “Ik hou van fantasie, maar ik moet vanuit een soort realisme wel mee kunnen gaan in de fantasie. Als ik dat niet heb, kan ik me niet verbinden met een film. Dat weerhoudt mij ervan om in superheldenfilms mee te kunnen gaan.” Als de held onkwetsbaar is, is ook het drama verdwenen. En rest alleen spektakel.

 

Shoot out Hold the Dark (2018)

 

Als je teveel geweld gebruikt verliest het zijn kracht, stelt Tommy Palotta, regisseur van de documentaire More Human Than Human, over robotten en kunstmatige intelligentie. Zelf haat hij geweld in films. “Ik begrijp het niet. In Amerika mag je in een film iemands hoofd afschieten, maar je mag geen naakt laten zien. Hoe leg ik dat uit aan mijn kinderen?”

Geweld op het filmdoek scoort, weet Palotta, maar het geeft hem een ongemakkelijk gevoel. Hij denkt dat gratuit filmgeweld iets Amerikaans is. “Je gelooft het misschien niet, maar Tarantino is de favoriete regisseur van mijn moeder, die toch echt een hele lieve vrouw is.”

Palotta heeft geen probleem met realistisch geweld dat voortkomt uit de filmpersonages. Taxi Driver en Raging Bull behoren tot zijn favoriete films. “In Raging Bull is het geweld in de buitenwereld een reflectie van het geweld in de binnenwereld van de hoofdpersoon.Tegenwoordig is het vaak andersom. Het geweld wordt gebruikt om een personage te introduceren.” Hoe fraai gefilmd ook, excessief geweld is realistisch in situaties die naar hun aard extreem gewelddadig zijn, zoals de openingscène van Saving Private Ryan (1998).

Is de overdaad aan filmgeweld geaccepteerd omdat het geweld in gestileerde vorm wordt gepresenteerd? “Dat is het argument dat Tarantino gebruikt”, zegt Palotta. “Film vertelt ons iets over de wereld waarin we leven. Dat is hun kracht. Misschien is het cartoongeweld een uitlaatklep voor het geweld dat men in het dagelijkse leven tegenkomt.”

Gewelddadige dromen

Film werkt als de droom – het plaatst je in een denkbeeldige realiteit – en helpt ons aldus om onze ervaringen te verwerken, meent Tommy Palotta.Wat zegt dat over onze gewelddadige dromen op het filmdoek?

Gestileerd of realistisch, filmgeweld bevredigt onze behoefte aan drama en spektakel. Je kunt zeggen dat het een behoefte van onze cultuur uitdrukt, zoals Erik Poppe meent. Je kunt ook zeggen dat de menselijke natuur haakt naar geweld, zoals de Romeinen met hun bloedige voorstellingen in het Colosseum al wisten.

Gestileerd filmgeweld als vermaak is onschuldiger dan het zich voordoet omdat het volstrekt onrealistisch is, een cartoon van de werkelijkheid. Het is spektakel.

Realistisch filmgeweld vermaakt niet, omdat het rauw en onsmakelijk is. Het is drama. Erik Poppe: “Geweld gaat over het maken van slachtoffers. Niet over het maken van helden.”

De problematische categorie van filmgeweld is die waarin Heat en de films van Refn vallen, het gestileerde realistische geweld. Het betovert met drama én spektakel. Het maakt van de werkelijkheid een waan. En van de waan iets dat reëel lijkt.

De filmmaker Refn lijkt zich daar van bewust. De betovering is onderwerp van zijn films, waarin de personages het onderscheid tussen feit en fantasie niet meer kunnen maken. Realiteit en stilering zijn onontwarbaar verknoopt. De werkelijkheid gaat ongemerkt over in de fictie van film en wordt surrealistisch. In het gestileerde realistische geweld zijn fysieke werkelijkheid en mediarepresentatie uitwisselbaar. De droom wordt als realiteit gepresenteerd.

De North Hollywood Shoot Out leert dat niet iedereen uit die droom ontwaakt.

Geef als eerste reactie