Onze nieuwbakken meetdrang; meten is weten …. Apps als Runkeeper, Nike Fuel, Runtastic en Strava. Maar wat meten we nou eigenlijk? En wat levert het ons op? Vertrouw jij nog op je eigen lijf, of luister je liever naar een app?
Het gekwantificeerde zelf
We meten ons he-le-maal suf. Bij het joggen wordt ieder stap opgeslagen, het verloop van de hartslag geregistreerd, de loopsnelheid per lengte-eenheid vastgelegd en uitgedrukt in fraai ogende staafdiagrammen, taartcirkels en puntenwolken. Vervolgens wordt al die objectieve, maar persoonlijke info gepubliceerd op een daartoe ingerichte webpagina, waarop je aan de sociale netwerkvrienden laat weten dat je vandaag een nieuw record hebt gelopen. De verzekeraar, de toekomstige werk- of opdrachtgever en de veiligheidsdiensten kijken mee. Die meten zonder geweten.
Het ziet er goed uit, zo’n rationele ordening van cijfers en begrippen. Het suggereert controle en regie, maakbaarheid en groei. Vorige week 28 minuten en 41 seconden gedaan over het traject van 6,91 kilometer. Eergisteren viel tegen, maar kijk vandaag eens: een verbetering van het PR met maar liefst 27 seconden! Zo’n grote hap is er nog nooit van je beste tijd afgegaan, weet het programma te melden. Een goed gevoel stroomt door het lichaam, maar daar kan de software niets mee. Het apparaat op de biceps begint te piepen. Let je wel op je glucosespiegel, zegt het scherm. Nee, druif! Ik loop even te gloeien.
Luisteren naar je lijf
Het gekwantificeerde zelf is een nieuwe trend: mensen die zich volhangen met meetapparatuur, tot in hun slaap toe. Ze leven van meetmoment naar meetmoment, in een eindeloze wedstrijd met—ja, met wie of wat eigenlijk? Welk probleem wordt hiermee opgelost? Waarom doen mensen zich dat aan? Waarom houden ze zichzelf voortdurend in de gaten? Is dat de psychische Gestalt van de surveillance society? Vertrouwen ze zichzelf niet meer? Zijn ze verleerd naar hun lijf te luisteren? Hopen ze via het gekwantificeerde zelf naar een betere ik te komen? Maakt al dat meten gelukkiger?
Of wordt gezonde mensen een probleem aangesmeerd en is de self quantifier de nieuwe neuroot? Werkt het meten van jezelf als een drug? Kun je er verslaafd aan raken? Moeten we de Jellinek kliniek inschakelen en peer-to-peer voorlichtingsprojecten opstarten, en wel snel, vóór een kunstenaar een mechanisch hart op de Dam plaatst dat bloeddruk en hartslag van elke voorbijganger op het scherm projecteert, compleet met grafiek en geluid? Zucht, hoe meet je gezond verstand?
Meten zonder te weten waarom is één – de mens is immers een kuddedier en geneigd tot goedgelovigheid – maar als mensen hopen via een gadget het nirwana te bereiken heb ik met hen te doen. Er moet een flink innerlijk tekort zijn als men zich niet compleet voelt zonder uitdraai van de Polar Loop polsband. Als meten je lifestyle is geworden. Gewoon, omdat het kan. Omdat het hip en cool en de toekomst is. Omdat je vrienden en collega’s en concurrenten het ook doen. Omdat iedereen die het niet doet een oldskool dinohagedis van het sufste soort is.
Het leven als wedstrijd
Bij meten horen prestaties en daar schuilt een adder onder het digitale gras. Ieder onderdeel van het leven wordt tegenwoordig gemeten, van duur en intensiteit van de REM slaap tot oogbewegingen achter het beeldscherm. Al dat meten, uitgedrukt in getallen en grafieken, levert een prestatieprofiel op. En dan begint het gedonder. Welkom in de prestatiemaatschappij waarin iedereen zich meet met iedereen. Waarin niemand meer iets doet omdat het leuk is, of spontaan of aardig of verrassend. Waarin calculeren op basis van data het denken en doen bepaalt. Waarin het leven één grote wedstrijd is geworden. Aan het eind wacht—de meet.
Zalig zijn de onwetenden, want al dat gemeet levert vooral veel onrust op. En schijnzekerheid. En overbodige competitie. En het ongemakkelijke gevoel dat het nooit goed genoeg is, want altijd beter kan, zelfs beter moet. Zo past dat meten perfect bij de nimmer tanende stortvloed aan prikkels die de online wereld over ons uitstort en ons het onzalige idee geeft dat we doorlopend met alles en iedereen in verbinding moeten zijn uit angst iets te missen. Wat we missen, echter, is innerlijke rust. Die laat zich niet meten. Het is maar dat je het weet.